Autorijles - Kruispunt herkennen en voorrang verlenen

Warning: Undefined array key 6 in /data/sites/web/interatenl/subsites/infonu.nl/include/config.inc.php on line 362
Wat is een kruispunt
Volgens de omschrijving van het RVV 1990 is een kruispunt: "Kruising of splitsing van wegen". Bij nadering van een kruispunt is het verlenen van voorrang van belang, of er kan sprake zijn van voor laten gaan.Voorrang verlenen
Het verlenen van voorrang geldt voor bestuurders onderling.
Voor laten gaan
Alle overige weggebruikers -anders dan bestuurders- laat je voor gaan.
Kruispunt en regels van voorrang
- Wat is van belang op een kruispunt
- Voorrang verlenen op een kruispunt
- Kruising van een Overweg
- De vijf taakprocessen
- Herkennen kruispunt
- Naderen ven een kruispunt
Wat is van belang op een kruispunt
Op en om een kruispunt gelden een aantal basisregels om de veiligheid en de doorstroming te bevorderen.Artikel 14 van het RVV 1990
Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren, en:
Artikel 15 van het RVV 1990
1. Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
2. Op deze regel gelden de volgende uitzonderingen:
a. bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg
b. bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram
Voorrang verlenen op een kruispunt
Ruim van tevoren moet je een kruispunt herkennen. Het herkennen van een kruispunt is van belang omdat je hier je gedrag en de te nemen beslissingen op af kunt stemmen. Bij kruispunten valt te denken aan:Gelijkwaardige kruispunten
Op gelijkwaardige kruispunten, oftewel kruispunten van gelijke orde verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders, zoals beschreven in artikel 15.

Kruispunt dat gelegen is op een punt, waar je veelal slecht zicht hebt op bestuurders op de kruisende weg, maar met name aandacht voor bestuurders van rechts. Extra voorzichtigheid en aanpassing van de snelheid is vereist!

Op een kruispunt van een voorrangsweg is een veilige, vlotte doorstroming of verkeersafhandeling gewenst. Over het algemeen zijn dit de bredere kruispunten -al dan niet met met middenberm- of de mogelijkheid het voertuig op het midden van het kruispunt op te stellen, om het kruispunt indien nodig stap voor stap over te kunnen rijden. Op de kruisende weg van een voorrangsweg is...


Waarbij je -afhankelijk van de richting van aan komen rijden- bestuurders op de kruisende weg voorrang moet verlenen, of voorrang moet krijgen. Betekenis: "voorrangskruispunt" {het betreft de verkeersborden B3, B4, B5, B6 en B7) Punt van aandacht bij het afslaan zijn weggebruikers als voetgangers, fietsers, snorfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig e.d. die de weg rechtdoor blijven vervolgen. Deze weggebruikers moet je voor laten gaan.

Verkeerslichten kunnen rond zijn of een pijl hebben. Bij een rond verkeerslicht kunnen andere weggebruikers gelijktijdig een rood of groen licht hebben. Bij een groene pijl in het verkeerslicht hebben andere weggebruikers uit een andere rijrichting in principe rood licht.
Bij verkeerslichten betekent:
- ROOD: stop
- GEEL: voor bestuurders die het teken zo dicht genaderd zijn dat stoppen redelijkerwijs niet meer mogelijk is: doorgaan
- GROEN: doorgaan
Er wordt over doorgaan gesproken in plaats van rijden, omdat het niet alleen voertuigen betreft waar dit voor geldt (denk aan een ruiter te paard) Mochten verkeerslichten op een kruispunt niet werken, dan gelden de verkeersregels die ter plaatse door verkeerstekens aangegeven zijn, of de standaard regels voor voorrang verlenen of voor laten gaan.
Kruispunt van verharde met onverharde wegen
Hierbij moet je het kruispunt -als je op de onverharde weg rijdt- benaderen alsof je een voorrangskruispunt nadert. Bestuurders op de kruisende weg moet je voorrang verlenen of voor laten gaan. Bij rechtdoor rijden -afslaande tegemoetkomende bestuurders- niet. Dan geldt namelijk de regel: rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor.

Als je de weg in de voorrang (brede zwarte balk) volgt, geldt dit verkeerstechnisch als rechtdoor de weg blijven volgen. Je mag -als dit de duidelijkheid ten goede komt- richting aangeven als je de weg in de voorrang blijft volgen. Uit de voorrang (smalle zwarte balk) moet je richting aangeven omdat je dan afslaat. Geef hoe dan ook duidelijkheid over de te volgen rijrichting, om zodoende anderen niet onnodig op het kruispunt te laten wachten.

Inritten en/of uitritten nemen een aparte plaats in bij de benadering. Zowel bij het inrijden als bij het uitrijden van een uitrit moet je al het overige verkeer voor laten gaan (inclusief voetgangers) . Het verdient vaak de voorkeur bestuurders die uit de inrit komen voor te laten gaan als het een smalle uitrit betreft. Degene die uit een uitrit rijden, rijden vaak op een smallere weg en hebben derhalve minder ruimte te manoeuvreren of te sturen. De aanleg of bestrating bij inritten en uitritten zijn niet altijd op een zelfde wijze uitgevoerd en mogelijk verwarrend om te beoordelen. In dit geval geldt ook "geef je verstand voorrang".

Een uitrit herken je doorgaans aan de doorlopende bestrating van het trottoir en de trottoirband, maar kan soms ook een afwijkende bestrating zijn van die op de rest van het kruispunt. Verwar dit niet met asfalt ten opzichte van straatklinkers. Een verschil in bestrating zegt in principe niets over de geregelde voorrang. Nader een uitrit -hoe dan ook- voorzichtig en let goed op.

Kruising van een Overweg
Volgens de omschrijving in het RVV is een overweg:"kruising van een weg en een spoorweg, die wordt aangeduid door middel van bord J12 of J13"
Gedrag bij overwegen volgens artikel 15a van het RVV[OLIST]
Weggebruikers mogen een overweg opgaan, indien zij direct kunnen doorgaan en de overweg geheel kunnen vrijmaken.
Bij overwegen laten weggebruikers een spoorvoertuig voorgaan en laten daarbij de overweg geheel vrij.[/OLIST]
Let op: er wordt gesproken over weggebruikers. De regel geldt dan voor bestuurders en voetgangers.
De vijf taakprocessen
In verkeerssituaties en dus ook bij nadering van een kruispunt ga je uit van de zogenaamde vijf taakprocessen, aan de hand waarvan je uiteindelijk handelt. Deze zijn:- Waarnemen: door gebruik van je zintuigen komt er veel informatie op je af, waaruit je de informatie moet filteren, die voor jou in de bewuste situatie belangrijk is. Hierbij is verkeersinzicht en kennis van de verkeersregels noodzakelijk.
- Voorspellen: aan de hand van de binnengekomen informatie voorspel je wat er zou kunnen gebeuren, zowel ten aanzien van je eigen gedrag, als die van de andere weggebruikers
- Evalueren: ga na of zaken als, veiligheid, doorstroming, milieu niet worden geschaad als jouw voorspelling uitkomt
- Beslissen: beslis –na bovenstaande taken doorlopen te hebben- wat je gaat doen
- Handelen: voer uit waartoe je besloten hebt.
Kun je door een -zich wijzigende- verkeerssituatie niet handelen, dan begint het hele taakproces weer van voor af aan, totdat je veilig je weg kunt vervolgen.
Herkennen kruispunt
Zoals gezegd moet je een kruispunt of een rotonde reeds vroegtijdig herkennen en bepalen met wat voor kruispunt je te doen hebt. (gelijkwaardig, voorrang) Is het niet direct duidelijk of je een kruispunt nadert, dan kun je dit –ver vooruit kijkend- vermoeden of voorspellen door bijvoorbeeld:- Onderbroken bebouwing.
- De afwezigheid van geparkeerde voertuigen.
- Anders geplaatste straatverlichting.
- Onderbreking van een bomenrij en dergelijke zaken.
Nader een kruispunt met gepaste snelheid (meestal de 2de versnelling), zodat je goed en rustig op de situatie kunt inspelen. Je naderingssnelheid is natuurlijk mede afhankelijk van de breedte van de weg of het kruispunt, de verkeersdrukte, fietspaden, V.O.P.’s (zebra’s) en dergelijke. Ken de regels van voorrang en van voor laten gaan en handel hier na. Denk er aan dat je voorrang altijd moet krijgen en nooit mag nemen!
Naderen ven een kruispunt
Bij het naderen van een kruispunt of rotonde zijn een aantal aandachtspunten gelijk, ongeacht de keuze voor afslaan of rechtdoor gaan, deze zijn:[OLIST]
Beoordeel het kruispunt ruim van te voren. Weet hoe de voorrang geregeld is!
Kijk goed in je spiegels en wees je bewust van de situatie vóór, naast en achter de auto.
Sorteer indien nodig voor of kies de juiste rijstrook bij aan komen rijden.
Nader kruispunten (en rotonde's) met geringe snelheid. Meestal de 2de versnelling.
[/OLIST]Verder geldt:
Bij recht door gaan
[OLIST]
Op enige afstand kijk je voor je (het kruispunt over), links (het eerst mogelijke gevaar), recht voor je en vervolgens rechts.
Bij verdere nadering herhaal je punt 1 nogmaals.
Bij oprijden en oversteken herhaal je punt 1 weer, maar dan stap voor stap, totdat je het kruispunt veilig over gereden bent.
Ben je het kruispunt overgestoken, dan doe je een na-controle in je spiegels, zodat je op de hoogte bent van de nieuwe verkeersomstandigheden waarin je jezelf bevindt.
[/OLIST]
Denk er aan dat je bij het overrijden van een kruispunt andere verkeersstromen niet mag hinderen en het kruispunt niet mag blokkeren; je moet dus in één keer het kruispunt over kunnen rijden. Dit laatste geldt niet wanneer er een middenberm (of iets dergelijks) is waar je de auto veilig kunt opstellen.
Bij rechts af slaan
[OLIST]
Kijk ruim voor de bocht reeds rechts naast de auto ('dode hoek') en let ook op naastgelegen fietspaden.
Let ook op of tegemoet komend verkeer en verkeer van links juist handelt.
Kijk vóór je afslaat nogmaals over je rechter schouder en blijf (al rond kijkend) op het overige verkeer letten. Kijk de bocht door in de richting waar je naartoe wilt/denkt te gaan, zodat je een juiste positie/rijstrook kiest.
Herhaal punt 3 zo nodig nogmaals, totdat je overtuigd bent dat je veilig door kunt.
Na de bocht na-controle in je spiegels, je bevindt je immers weer in een nieuwe verkeerssituatie.
[/OLIST]
Bij links afslaan
[OLIST]
Ingeval van voorsorteren, let op verkeer rechts en links naast je of achter je.
Recht doorgaand verkeer en verkeer van rechts voorrang verlenen/voor laten gaan als de situatie dit vereist.
Nogmaals punt 1 vóór het aansnijden van de bocht en kijk de bocht ook hier door voor de juiste positie/rijstrook.
Na het afslaan na-controle in je spiegels met oog op veranderde verkeerssituatie.
[/OLIST]
Let wel
- Bij links af slaan: korte bocht gaat voor lange bocht (als je de bocht links indraait, bevindt de andere bestuurder zich in feite rechts van je).
- Recht doorgaand verkeer op dezelfde weg gaat vóór afslaand verkeer (denk ook aan voetgangers).
- Zwakkere weggebruikers zoals: voetgangers, gehandicapten, fietsers, snor- en bromfietsers, maar ook motorrijders, deze zijn kwetsbaar of instabiel (bijvoorbeeld bij harde wind, regen en gladheid)