Theorie Oefenen - Test voorrang verlenen en verkeersregels

Voorrang verlenen en regels op kruispunten
Voorrang verlenen: het de betrokken bestuurders in staat stellen ongehinderd hun weg te vervolgen.- Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren.
- Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.
- Uitzondering: bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg.
- Uitzondering: bestuurders verlenen voorrang aan bestuurders van een tram.
- Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan (uitgezonderd een tram) "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde gaat voor''.
- Bestuurders die naar links afslaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan voor laten gaan (uitgezonderd een tram). ''korte bocht gaat voor lange bocht''.
- Verkeerstekens gaan boven verkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens.
- Weggebruikers mogen militaire colonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen niet doorsnijden.
- Weggebruikers laten voorrangsvoertuigen die optische- en geluidssignalen voeren voor gaan.
Direct naar de test voorrang verlenen, voor laten gaan, verkeersregels en verkeerstekens
Definities verkeersdeelnemers
(regels en definities die van belang kunnen zijn bij het verlenen van voorrang of het voor laten gaan)
- Bestuurders: alle weggebruikers behalve voetgangers.
- Weggebruikers: voetgangers, fietsers, bromfietsers, bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, van een motorvoertuig of van een tram, ruiters, geleiders van rij- of trekdieren of vee en bestuurders van een bespannen of onbespannen wagen. Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
- Verkeer: alle weggebruikers.
- Voorrangsvoertuig: motorvoertuig dat optische en geluidssignalen voert (zoals voorgeschreven). Weggebruikers moeten bestuurders van voorrangsvoertuigen voor laten gaan.
Voor laten gaan van verschillende categorieën weggebruikers
Voetgangers- Bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan.
- Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan.
- Voetgangers mogen de rijbaan gebruiken, indien zij een colonne, een optocht of een uitvaartstoet vormen en moeten dan benaderd worden als bestuurders.
- Voetgangers mogen wegen gelegen binnen een erf over de volle breedte gebruiken. De regels van voor laten gaan zijn echter gelijk aan de regels buiten een erf.
Autobus
Binnen de bebouwde kom moeten bestuurders aan bestuurders van een autobus de gelegenheid geven van een bushalte weg te rijden, wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maakt. Dit geldt niet voor bestuurders van een motorvoertuig dat behoort tot een militaire colonne of een uitvaartstoet van motorvoertuigen.
Voor laten gaan van passagiers van een tram of bus
- Bestuurders die een stilstaande tram of autobus willen voorbijrijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moeten aan hen daartoe gelegenheid geven.
- Dit geldt niet als er bij de halte een bordes is aangelegd waar passagiers zich veilig wachtend op kunnen stellen.
Trein of tram voor laten gaan op een overgang
- Weggebruikers mogen een overweg opgaan, indien zij direct kunnen doorgaan en de overweg geheel kunnen vrijmaken.
- Bij overwegen laten weggebruikers een spoorvoertuig voorgaan en laten daarbij de overweg geheel vrij
Voor laten gaan bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre
Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan
Om te onthouden
- Het verlenen van voorrang geldt tussen bestuurders onderling.
- "Rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor".
- "Korte bocht gaat voor lange bocht".
- "Kijk je de voetganger in de nek of het gezicht, dan is voor laten gaan -bij afslaan- verplicht".
- Verkeerstekens gaan boven verkeersregels.
- Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen.
- Aanwijzingen van het bevoegd gezag (politie, brigadiers) gaan boven verkeerstekens.
Gelegenheidsvoorrang
Er kunnen situaties ontstaan waarbij bestuurders elkaar onderling voorrang moeten verlenen en dit niet tot een oplossing leidt; het verkeer staat dan als het ware vast. Één of meerdere bestuurder zullen dan het initiatief moeten nemen om de ander voorrang te verlenen om de doorstroming op gang te brengen.
Bijvoorbeeld: op een gelijkwaardig kruispunt komt uit alle vier de rijrichtingen een bestuurder die rechtdoor wil rijden. Een ieder moet de ander dan voorrang verlenen, omdat ze ten opzichte van elkaar van rechts komen. Houden één of meerdere bestuurders enige afstand tot het kruispunt aan en/of gebaren zij dat ze de intentie hebben de ander voorrang te verlenen, dan geeft dit duidelijkheid en lost het probleem zich op.
Verkeersborden die de voorrang regelen
![]() | ![]() | ![]() | ![]() | ![]() | ![]() | ![]() |
Vragen voorrang verlenen, voor laten gaan en verkeersregels
(controleer na de vragen de antwoorden en bekijk de motivatie)![]() | Vraag 01: Geef de volgorde van voorrang: A. Auto, voetganger. B. Voetganger, auto. |
![]() | Vraag 02: Geef de volgorde van voorrang: A. Auto 2, auto 1. B. Auto 1, auto 2. |
![]() | Vraag 03: Geef de volgorde van voorrang: A. Fietser 4, auto 1, auto 2, auto 3. B. Auto 1, auto 3, auto 2, fietser 4. C. Auto 1, auto 3, fietser 4, auto 2. |
![]() | Vraag 04: Geef de volgorde van voor laten gaan: A. Auto 1, voetganger 2. B. Voetganger 2, auto 1. |
![]() | Vraag 05: Geef de volgorde van voorrang: A. Fietser 2, auto 1. B. Auto 1, fietser 2. |
![]() | Vraag 06: Geef de volgorde van voorrang: A. Auto 4, auto 3, auto 1, auto 2. B. Auto 4, auto 1, auto 3, auto 2. C. Auto 3, auto 4, auto 2, auto 1. |
![]() | Vraag 07: Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan: A. Auto 1, auto 2, voetganger 3. B. Voetganger 3, auto 1, auto 2. |
![]() | Vraag 08: Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan: A, Fietser, auto, voetganger. B. Voetganger en fietser, auto. |
![]() | Vraag 09: Geef de volgorde van voorrang: A. Auto 3, auto 1, fietser 4, auto 2. B. Auto 3, auto 1, auto 2, fietser 4. |
![]() | Vraag 10: Geef de volgorde van voor laten gaan: A. Auto 1, voetganger 2. B. Voetganger 2, auto 1. |
![]() | Vraag 11: Geef de volgorde van voorrang: A. Motor 1, auto 2. B. Auto 2, motor 1. |
![]() | Vraag 12: De maximum toegestane snelheid na passage van de verkeersborden is: A. 100 km/u B. 130 km/u |
![]() | Vraag 13: Geef de volgorde vaan voorrang. A. Groene auto, rode auto, witte auto. B. Witte auto, rode auto, groene auto |
![]() | Vraag 14: Geef de volgorde van voorrang: A. fietser, lesauto B. lesauto, fietser |
![]() | Vraag 15: Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan: A. rode auto, lesauto, fietser, voetganger B. fietser, rode auto, lesauto, voetganger C. fietser en voetganger, rode auto, lesauto |
![]() | Vraag 16: Het verkeersbord 30-km-zone wordt na iedere zijstraat: A. herhaald B. niet herhaald |
![]() | Vraag 17: Vanaf passage van het verkeersbord is de maximum toegestane snelheid: A. maximum 15 km/u B. niet bepaald, maar omschreven als "stapvoets" |
![]() | Vraag 18: Geef de volgorde van voorrang: A. lesauto, fietser B, fietser A B. fietser B, fietser A, lesauto |
![]() | Vraag 19: Mag de lesauto over het kruispunt even stoppen om een passagier uit te laten stappen: A. Ja B. Nee |
![]() | Vraag 20: Vanaf de passage van het verkeersbord H1 geldt voor de lesauto een maximum toegestane snelheid van: A. 50 km/u B. 80 km/u |
![]() | Vraag 21: U parkeert uw auto op deze wijze, mag dat: A. Ja B. Nee |
![]() | Vraag 22: Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan: A. tram, lesauto B. lesauto, tram |
![]() | Vraag 23: Geef de volgorde van voorrang: A. fietser B, fietser A, rode auto B. rode auto, fietser B, fietser A |
![]() | Vraag 24: U stopt met de lesauto langs de gele belijning om een passagier uit te laten stappen. Mag dat: A. Ja B. Nee |
![]() | Vraag 25: Heeft het eerste voertuig van een millitaire colonne hier voorrang: A. Ja B. Nee |
Antwoorden en motivatie
Vraag 01. B: Voetganger, autoBestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met 1 of meer strepen -en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen- voor laten gaan.
Vraag 02. A: Auto 2, auto 1.
Bestuurders die naar links afslaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt naar rechts afslaan voor laten gaan. Oftewel: "korte bocht gaat voor lange bocht'.
Vraag 03. C: Auto 1, auto 3, fietser 4, auto 2.
Auto 1 en auto 3 rijden op een voorrangsweg. Auto 3 slaat af en moet auto 1 die rechtdoor rijdt voorrang verlenen. Tussen fietser 4 en auto 2 -die beiden voorrang moeten verlenen aan auto 1 en auto 3- geldt: "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor afslaand verkeer". Auto 2 gaat dus als laatste.
Vraag 04. B: Voetganger 2, auto 1.
Het is duidelijk dat de voetganger wil oversteken op het VOP (zebra, oftewel voetgangersoversteekplaats). De voetganger gaat als eerste. Daarbij geldt ook nog voor de bestuurder van de auto dat deze het kruispunt niet mag blokkeren gedurende de tijd dat hij wacht op de overstekende voetganger.
Vraag 05. A: Fietser 2, auto 1.
Voor de auto geldt dat hij de kruisende bestuurders voorrang moet verlenen. Dit wordt kenbaar gemaakt door plaatsing van verkeersbord B6 in combinatie met haaientanden. Verkeersbord B6 betekent: "verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg".
Vraag 06. A: Auto 4, auto 3, auto 1, auto 2.
Auto 1 en 2 hebben een stopbord (B7). Verkeersbord B7 betekent: "stop: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Auto 2 slaat af en gaat dus als laatste.
Auto 3 en 4 rijden beide op een voorrangsweg (verkeersbord B1). Auto 4 rijdt op de voorrangsweg rechtdoor, daar waar auto 3 afslaat. Auto 4 gaat dan voor auto 3
Vraag 07. B: Voetganger 3, auto 1, auto 2.
Voetganger 3 gaat rechtdoor op dezelfde weg en gaat dus als eerste voor. Voor auto 1 geldt: "korte bocht gaat voor lange bocht" en gaat dus voor auto 2.
Vraag 08. B: Voetganger en fietser, auto.
De voetganger en de fietser kunnen gelijktijdig doorgaan. Het in- en uitrijden van een uitrit is een bijzondere manoeuvre. Voor de bestuurder van de auto geldt: "bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan"
Vraag 09. A: Auto 3, auto 1, fietser 4, auto 2
Auto 3 gaat voor auto 1, omdat deze rechtdoor rijdt op een voorrangsweg (verkeersbord B1). Voor fietser 4 en auto 2 geldt: "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor". Auto 2 gaat dus als laatste.
Vraag 10. B: Voetganger 2, auto 1.
De voetganger gaat rechtdoor, daar waar de bestuurder van de auto afslaat. De geplaatste verkeersborden en de verkeerstekens op de weg hebben in deze situatie geen betekenis (gelden voor bestuurders onderling).
Vraag 11. A: Motor 1, auto 2.
Auto 2 komt wel van rechts, maar motor 1 volgt de weg in de "afbuigende voorrang" (verkeersbord B1 plus onderbord).
Vraag 12. B. 130 km/u
Op autosnelwegen is de maximum toegestane snelheid voor personenauto's 130 km/u, tenzij anders aan gegeven
Vraag 13. A. groene auto, rode auto, witte auto
De witte auto gaat als laatste, want deze heeft verkeersbord B7 en moet de bestuurders op de kruisende weg voorrang verlenen. Tussen de groene en rode auto geldt: "korte bocht gaat voor lange bocht". De groene auto gaat dus als eerste
Vraag 14. A. fietser, lesauto
Hier geldt de standaardregel dat een bestuurder de -voor hem van rechts komende- bestuurder voorrang moet verlenen
Vraag 15. C. fietser en voetganger, rode auto, lesauto
Voor de bestuurders van de auto's geldt dat zij de voetganger op het VOP voor moeten laten gaan. De voetganger en fietser gaan beide als eerste, mede omdat de fietser van rechts komt ten opzichte van de rode auto en rechtdoorgaand verkeer is ten opzichte van de lesauto. De rode auto komt van rechts voor de lesauto. De lesauto gaat dus als laatste
Vraag 16. B. niet herhaald
Een 30-km-zone wordt aangegeven bij het inrijden van de zone. Bij het uitrijden van een 30-km-zone is het bord "einde 30-km-zone" geplaatst. Het verkeersbord wordt -in tegenstelling tot bijvoorbeeld verkeersbord E1 en E2- niet na iedere zijstraat herhaald
Vraag 17. A. maximum 15 km/u
Vanaf 1 juli 2012 is de regel "stapvoets" gewijzigd in maximaal 15 km/u. De Hoge Raad had de maximum snelheid -in een uitspraak-al eerder op maximaal 15 km/u gesteld
Vraag 18. B. fietser B, fietser A, lesauto
Allen zijn bestuurders. De bestuurder van de lesauto moet voorrang verlenen aan fietser A. Fietser A moet op zijn beurt voorrang verlenen aan fietser B
Vraag 19. B. Nee
Voor de rechterzijde van de weg over het kruispunt geldt een verbod stil te staan. Ook even vrijwillig stilstaan is niet toegestaan
Vraag 20. A. 50 km/u
Het verkeersbord H1 geeft de bebouwde kom aan. Binnen de bebouwde kom geldt voor personenauto's een maximum toegestane snelheid van 50 km/u. Kijk hier voor overige maximum snelheden
Vraag 21. B. Nee
Binnen een afstand van vijf meter tot een kruispunt mag niet geparkeerd worden. Dit geldt voor alle kruispunten, dus ook voor een T-splitsing of Y-splitsing
Vraag 22. A. tram, lesauto
Het betreft regels tussen bestuurders onderling, maar de tram van links vormt hier een uitzondering op. Tenzij verkeerslichten of verkeersborden anders aangeven, moet je de bestuurder van een tram altijd voor laten gaan
Vraag 23. B. rode auto, fietser B, fietser A
Fietser B komt op een gelijkwaardig kruispunt voor fietser A van rechts. Vervolgens komt de rode auto van rechts voor fietser B
Vraag 24. A. Ja
Langs een onderbroken gele belijning mag gestopt worden voor het onmiddellijk in- of uit laten stappen van passagiers en/of het onmiddellijk in- en uitladen van goederen. Bij een doorgetrokken gele belijning mag dit niet
Vraag 25. B. Nee
Het voorrang verlenen aan de militaire colonne zou wel gelden als het eerste voertuig door groen licht gereden zou zijn. Nu het verkeerslicht rood is, moet de militaire colonne stoppen voor het rode verkeerslicht