Nationaal verkeersexamen - Theorie voor je rijbewijs
Het Nationaal Verkeersexamen. Dat het met de theoretische kennis van de verkeersregels niet al te best gesteld is, bewijzen programma's als "het nationaal verkeersexamen", "blik op de weg", "wegmisbruikers". Ken jij de verkeersregels ? Doe de gratis verkeerstest, gebaseerd op de test zoals SBS6 deze heeft uitgezonden en kijk of je geslaagd of gezakt bent voor je theorie-examen. Breng jij het er goed van af, of behoor je tot de 86% van de deelnemende Nederlanders die roemloos ten onder gingen?
Test je verkeerskennis en regelkennis
De test is mede gebaseerd op de gegevens uit de test van "het nationaal verkeersexamen 2008". Met uitzondering van de verkeersborden worden de vragen gesteld zonder foto's of afbeeldingen. Dit is mogelijk wat lastiger, maar dit verplicht je wel de vragen en antwoorden goed te lezen en het een en ander beeldend te maken voor jezelf. Bij een goede score zal dit veelal ook betekenen dat je jezelf zeker bij de slechts 14% van de deelnemende, geslaagde kandidaten mag scharen. De test
''Nationale Verkeersexamen 2012'' -gebaseerd op de uitzending van SBS6- is nu ook beschikbaar.
- Benader onderstaande vragen alsof jij de bestuurder van een motorvoertuig bent.
- Kies bij iedere vraag één antwoord en noteer per vraag Ja of Nee, of een A, een B, of een C, afhankelijk van de vraagstelling.
- Na de 50 vragen vind je onder aan het artikel de antwoorden en zonodig de motivatie van de antwoorden.
De 50 theorie vragen
Vraag 1:
Is het verstandig maximaal 50 km. per uur te rijden, waar het bord J21 is geplaatst
Ja
Nee
Vraag 2:
Ben je als bestuurder overdag -als het zicht onvoldoende is- verplicht verlichting te voeren.
Ja
Nee
Vraag 3:
Met welk bord wordt een erf aangegeven;
A
B
A
B
Vraag 4:
Je rijdt op een rotonde. Moet je -voor je de rotonde verlaat- altijd richting aangeven
Ja
Nee
Vraag 5:
Je nadert een gelijkwaardig kruispunt. Er nadert een tram van links. Je laat de tram voor gaan
Ja
Nee
Vraag 6:
Het gebruik van verdovende middelen verhoogt de kans op een ongeval
Ja
Nee
Vraag 7:
Een moeilijk lopend persoon met rollator is begonnen met oversteken, zonder dat er sprake is van een "zebra" (VOP). Moet je deze voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 8:
Hoe wordt de voorrangsregel binnen een erf toegepast
A. alle verkeer van rechts heeft voorrang
B. alle bestuurders van rechts hebben voorrang
C. alle verkeer van zowel rechts als links heeft voorrang
Vraag 9:
Je rijdt weg bij kennissen of vrienden en "toetert" ze gedag. Dit mag.
Ja
Nee
Vraag 10:
Ben je verplicht de op het bord aangegeven rijrichting te volgen
Ja
Nee
Vraag 11:
Mag je een kind in de maxi-cosi, naar achter gericht -voorin op de bijrijdersstoel- vervoeren met een ingeschakelde airbag
Ja
Nee
Vraag 12:
Mag je overdag -bij slecht zicht- groot licht voeren
Ja
Nee
Vraag 13:
Ik haal -na passeren van dit bord- een tractor in. Dit mag
Ja
Nee
Vraag 14:
Ik sla links af met de auto. Een tegemoetkomende, rechtdoorgaande fietser laat ik voor gaan
Ja
Nee
Vraag 15:
Je rijdt 50 km. per uur. In welke versnelling gebruik je nu de minste brandstof
A. tweede versnelling
B. derde versnelling
C. vierde versnelling
Vraag 16:
Je rijdt rechts van een blokmarkering en wilt invoegen op de autosnelweg. Moet je -zodra je kunt invoegen- richting aangeven
Ja
Nee
Vraag 17:
De meeste dodelijke ongevallen gebeuren op
A. 50 km. wegen
B. 100 / 120 km. wegen
C. 80 km. wegen
Vraag 18:
Je stopt -na plaatsing van dit bord- om een passagier uit te laten stappen. Mag dat
Ja
Nee
Vraag 19:
De hoofdgroef van de autoband heeft een profieldiepte van 1,2 mm. Mag je rijden
Ja
Nee
Vraag 20:
Je stopt langer dan een minuut met de auto. Moet je de motor afzetten
Ja
Nee
Vraag 21:
Op een gelijkwaardig kruispunt komen skeelers van rechts. Deze laat je voor gaan
Ja
Nee
Vraag 22:
Dit bord geeft een adviessnelheid aan
Ja
Nee
Vraag 23:
Bij een splitsing van autosnelwegen wil je ter hoogte van een blokmarkering alsnog naar rechts. Mag je nog van rijstrook veranderen
Ja
Nee
Vraag 24:
Bij nadering van een kruispunt heb ik bord B6. Ik heb nu voorrang op kruisende bestuurders
Ja
Nee
Vraag 25:
Personen jonger dan 18 jaar moeten altijd gebruik maken van een goedgekeurd kinderzitje, als ze kleiner zijn dan
A. 1.25 mtr
B. 1.20 mtr.
C. 1.35 mtr.
Vraag 26:
Je voert een bijzondere manoeuvre uit, zoals b.v. achteruit rijden. Je moet nu
A. alle bestuurders voor laten gaan
B. alle verkeer voor laten gaan
C. niemand voor laten gaan
Vraag 27:
Laag in de toeren rijden betekent -volgens het nieuwe rijden- zuiniger rijden. Wanneer kun je het beste overschakelen
A. tussen 3000 en 4000 toeren
B. tussen 2000 en 2500 toeren
C. tussen 1000 en 2000 toeren
Vraag 28:
Bij welke overschrijding van de toegestane maximumsnelheid binnen de bebouwde kom moet iemand naar een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer
A. 40 km of meer
B. 50 km of meer
C. 20 km of meer
Vraag 29:
Welk licht moet je in een tunnel voeren als het zicht ernstig wordt belemmerd
A. dimlicht
B. stadslicht
C. geen verlichting
Vraag 30:
De maximumsnelheid na dit bord is
H1
A. 80 km
B. 30 km
C. 50 km
Vraag 31:
Het vasthouden van een mobiele telefoon is in de auto toegestaan
A. bij stilstand
B. bij stapvoets rijden
C. in noodgevallen tijdens het rijden
Vraag 32:
Is een persoon die -op de weg- een paard begeleid een voetganger
Ja
Nee
Vraag 33:
Je nadert een voorrangskruispunt. Moet je een kruisende voetganger voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 34:
Op de rijbaan van een autosnelweg met drie rijstroken blijf je op de middelste rijstrook rijden, mag dat
Ja
Nee
Vraag 35:
Is het rijden onder invloed van medicijnen met een rode stikker strafbaar
Ja
Nee
Vraag 36:
Als er bij een tramhalte geen uitstapbordes voor de passagiers is, moet ik hen dan voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 37:
Je nadert verkeerslichten en moet vaart minderen. Op welke manier gebruik je de minste brandstof bij de rijstijl van Het Nieuwe Rijden
A. door blijven rijden tot vlakbij de verkeerslichten en dan afremmen
B. het gas los laten, niet terugschakelen en de auto laten uitrollen in de versnelling van dat moment
C. het gas los laten, de auto in zijn vrij zetten en de auto laten uitrollen
Vraag 38:
De volwassen passagier draagt tijdens het rijden de autogordel niet. De bestuurder is hiervoor verantwoordelijk
Ja
Nee
Vraag 39:
Je nadert een voorrangskruispunt en slaat rechts af. De rechtdoorgaande voetganger moet je voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 40:
Bij pech op een rechte, overzichtelijke weg mag je de waarschuwende knipperlichten of gevarendriehoek gebruiken
Ja
Nee
Vraag 41:
Je verlaat een erf via een uitrit. Moet je een voetganger op de kruisende weg voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 42:
Hoe wordt de hoofdsteun in de auto afgesteld voor de beste bescherming
A. ter hoogte van de oren
B. bovenkant hoofdsteun gelijk aan de bovenkant van het hoofd
C. halverwege de nek
Vraag 43:
Dit bord geeft aan
A. advies rijrichting
B. verplichte rijrichting
C. éénrichtingsverkeer
Vraag 44:
Je rijdt hier 30 km, mag dat
Ja
Nee
Vraag 45:
Je staat stil op de vluchtstrook van de autosnelweg om kort naar huis te bellen. Dat mag
Ja
Nee
Vraag 46:
Je rijdt op een onverharde weg. Moet je een bestuurder van links op de kruisende verharde weg voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 47:
Hoe vaak moet je minimaal je bandenspanning controleren voor een optimale veiligheid
A. eens per week
B. eens per maand
C. eens per kwartaal
Vraag 48:
Jij rijdt rechtdoor. Moet je een afslaande tram voor laten gaan
Ja
Nee
Vraag 49:
Rijdend richting een gelijkwaardig kruispunt komt een gehandicaptenvoertuig -op de rijbaan- van rechts. Moet je voorrang geven
Ja
Nee
Vraag 50:
Je parkeert de auto op 3,5 meter afstand van een voetgangersoversteekplaats. Mag dit
Ja
Nee
Antwoorden en motivatie
Vraag 1: NEE
Bord J21 is een waarschuwingsbord en betekent: kinderen ! Kinderen zijn een zeer kwetbare groep binnen het verkeer. Pas de snelheid tijdig aan en wees allert!
Vraag 2: JA
Voor alle bestuurders geldt, dat zij bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd en bij nacht de voor hen voorgeschreven verlichting moeten voeren.
Vraag 3: B
Binnen een woonerf mogen voetgangers de weg over de gehele breedte gebruiken: stoepen en dergelijke ontbreken. Daarom mag er maximaal 15 km. per uur = stapvoets gereden worden.
Vraag 4: JA
Bij afslaan moeten bestuurders altijd richting aangeven. Bij verlaten van de rotonde sla je af en dus moet je richting naar rechts aangeven.
Vraag 5: JA
Een tram (of trein) zijn gebonden aan rails en hierop valt niet uit te wijken of te corrigeren. Tenzij een verkeerssituatie met verkeerslichten of borden die de voorrang regelen geregeld is, moet je een tram altijd voor laten gaan.
Vraag 6: JA
Het gebruik van verdovende middelen heeft invloed op het waarnemingsvermogen en voedt zelfoverschatting.
Vraag 7: JA
Bestuurders moeten personen die slecht ter been zijn, of slecht zien -en dit kenbaar maken met een witte stok met rode banden- voor laten gaan.
Vraag 8: B
Voorrang wordt geregeld tussen bestuurders onderling. Binnen een erf bestaan gelijkwaardige kruispunten, waar bestuurders van rechts voorrang hebben.
Vraag 9: NEE
Het gebruik van de claxon is slechts toegestaan voor het afwenden van dreigend gevaar voor jezelf of anderen.
Vraag 10: NEE
De oranje pijlborden geven een route voor het vervoer van bepaalde gevaarlijke stoffen aan.
Vraag 11: NEE
De werking van de airbag moet -als het kind wordt vervoerd in een naar achteren gericht kinderzitje- uitgeschakeld zijn om letsel bij ongelukken te voorkomen.
Vraag 12: NEE
Groot licht mag nooit op de dag gevoerd worden. Dag is de periode na zonsopgang en vóór zonsondergang.
Vraag 13: NEE
Bord F1 is een bord uit de serie "overige geboden en verboden". Het bord betekent: verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen.
Vraag 14: JA
Hier geldt de stelregel: rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor.
Vraag 15: C
Rijdend volgens het Nieuwe Rijden, rijd je in een zo hoog mogelijke versnelling, waardoor de motor zo min mogelijk toeren maakt. Dit is zuiniger én beter voor het milieu.
Vraag 16: JA
Bij het invoegen op de doorgaande rijbaan (=autosnelweg) moet je richting aangeven. Je voert dan tevens een bijzondere manoeuvre uit.
Vraag 17: C
80 km. wegen zijn de gevaarlijkste wegen, omdat hierop met relatief hoge snelheden wordt gereden. Ook kun je op dergelijke wegen kruisend verkeer verwachten en mogelijk motorvoertuigen met wisselende snelheden.
Vraag 18: JA
Het betreft hier bord E1 uit de serie "parkeren en stilstaan" en betekent: parkeerverbod. Even stoppen is toegestaan, parkeren niet.
Vraag 19: NEE
De profieldiepte van de hoofdgroef van de band moet minimaal 1,6 mm. zijn. Dit is het absolute minimum: meer is uiteraard altijd beter (grip en wegligging) en veiliger.
Vraag 20: JA
De stelregel is dat je de motor afzet, zodra je het vermoeden hebt dat de stop langer dan één minuut gaat duren. (ook bij een spoorwegovergang, open brug e.d.)
Vraag 21: NEE
Een persoon op skeelers wordt gezien als een voetganger en niet als bestuurder.
Vraag 22: NEE
Het betreft hier bord A3 uit de serie "snelheid" en betekent: maximumsnelheid op een elektronisch signaleringsbord. De op het bord aangegeven snelheid is een maximumsnelheid en géén advies.
Vraag 23: JA
Alleen ingeval van een doorgetrokken witte streep mag je deze niet overrijden. (uitzondering spitsstrook) Bij een splitsing van snelwegen wel extra aandacht voor anderen die ook eventueel van rijstrook wisselen.
Vraag 24: NEE
Het betreft hier bord B6 uit de serie "voorrang" en betekent: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg.
Vraag 25: C
Personen jonger dan 18 jaar en kleiner dan 1.35 meter moeten zowel voorin als achterin een goedgekeurd autozitje of een goedgekeurde zittingverhoger gebruiken.
Vraag 26: B
Bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre moet je al het overige verkeer voor laten gaan (dus ook voetgangers).
Vraag 27: B
Tussen de 2000 en 2500 toeren kan volgens de rijstijl van het Nieuwe Rijden het beste opgeschakeld worden. Op deze wijze rijd je zo zuinig mogelijk, zonder dat de motor zijn trekkracht verliest.
Vraag 28: B
Bij een snelheidsoverschreiding van 50 km. of meer. Een Educatieve Maatregel Gedrag wordt in de volksmond ook wel de huftercursus genoemd. U bent dan niet alleen verplicht deze cursus te volgen, maar moet deze ook zelf betalen. De kosten zijn € 750.
Vraag 29: A
Bestuurders van motorvoertuigen moeten bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd (zoals in sommige tunnels), dimlicht voeren.
Vraag 30: C
Het betreft bord H1 uit de serie "bebouwde kom". Als er geen ander verkeersteken (bord) geplaatst is, geldt in de bebouwde altijd een maximumsnelheid van 50 km/u.
Vraag 31: A
Je mag zelfs in de andere gevallen geen toestel vast houden. Dit omdat er door het bevoegd gezag niet te bepalen is of je daadwerkelijk aan het bellen bent of niet.
Vraag 32: NEE
Een begeleider met paard (of ander groot vee) moet je benaderen als een bestuurder. Indien deze op een gelijkwaardig kruispunt van rechts komt, moet je voorrang verlenen.
Vraag 33: NEE
Voorrang is geregeld tussen bestuurders onderling. Een voetganger is geen bestuurder en hoef je dus niet voor te laten gaan.
Vraag 34: NEE
De algemene regel is "plaats op de weg is rechts". Onnodig links rijden is én verboden én één van de grootste ergernissen.
Vraag 35: JA
Je mag geen voertuigen (geldt dus ook voor een fiets, brommer enz.) besturen als je onder invloed bent van een medicijn dat de rijvaardigheid vermindert of nadelig beïnvloed. Lees ook altijd goed de bijsluiter bij de medicijnen.
Vraag 36: JA
De passagiers begeven zich bij in- en uitstappen direct op de rijbaan en moet je dus -als bestuurder- voor laten gaan.
Vraag 37: B
Dit heeft tevens tot voordeel dat je het remmend vermogen van de motor benut en direct kunt reageren op wisselende situaties.
Vraag 38: NEE
De passagier is hier zelf verantwoordelijk voor. Het is natuurlijk wel raadzaam de passagier hier op te wijzen, of beter nog; zonder het dragen van de gordel niet te gaan rijden.
Vraag 39: JA
Ook hier geldt weer "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor". Dat het een voorrangskruispunt betreft maakt in dit geval niet uit.
Vraag 40: JA
Als je het veiliger vindt, heb je de keuze tussen de gevarendriehoek of de waarschuwende knipperlichten. Het moet niet, want je voertuig vormt geen obstakel voor naderende bestuurders en zal door hen tijdig opgemerkt kunnen worden.
Vraag 41: JA
Bij het in- en uitrijden van een in- of uitrit voer je een bijzondere manouevre uit en moet je al het overige verkeer voor laten gaan. (dus alle weggebruikers)
Vraag 42: B
Door het afstellen van de hoofdsteun op deze wijze, heb je de meeste steun en verklein je de kans op nekletsel bij aanrijdingen e.d.
Vraag 43: B
Het betreft hier bord D4 uit de serie "rijrichting" en betekent: gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.
Vraag 44: NEE
Je rijdt op een erf en mag hier maximaal slechts 15 km/u rijden (voorheen stapvoets). 30 km/u. is te snel.
Vraag 45: NEE
Alleen als er sprake is van pech of nood mag je gebruik maken van de vluchtstrook.
Vraag 46: JA
Jij rijdt op de onverharde weg en moet de kruisende bestuurder op de verharde weg voor laten gaan.
Vraag 47: B
Ééns per maand, maar vaker kan natuurlijk nooit kwaad.
Vraag 48: JA
De stelregel "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor" geldt niet voor een tram. Een tram laat je altijd voor gaan, tenzij dit anders is geregeld door verkeerslichten of verkeerstekens (borden).
Vraag 49: JA
Een gehandicaptenvoertuig op de rijbaan is een bestuurder en moet je dus voorrang geven als deze van rechts komt op een gelijkwaardig kruispunt.
Vraag 50: NEE
De minimale afstand waarop je een voertuig vanaf een voetgangersoversteekplaats (VOP) mag parkeren is 5 meter, om zodoende voldoende zicht en veiligheid rondom het VOP te behouden.
Het theorie-examen
Het theorie-examen voor de personenauto bestaat uit drie onderdelen:
- Een onderdeel over gevaarherkenning (25 vragen);
- Een onderdeel over verkeersregels (30 vragen);
- Een onderdeel over verkeersinzicht / risico’s (10 vragen).
Je slaagt voor het theorie-examen als:
- je tenminste 13 vragen goed hebt (van de 25) van het onderdeel gevaarherkenning;
- je tenminste 35 vragen goed hebt (van de 40) van de onderdelen verkeersregels en verkeersinzicht.
Verkeersinzicht en risico's
Bij de vragen over verkeersinzicht gaat het niet zozeer over wat in de wet geregeld is, maar vooral wat in een bepaalde situatie verstandig is om te doen.
Gevaarherkenning
De gevaarherkenningsvragen beantwoord je door aan te geven wat je in deze situatie zou doen:
- remmen (dat wil zeggen flink snelheid verminderen of zelfs stoppen);
- gas loslaten (dat wil zeggen extra attent zijn en voorbereid zijn op een andere gedragskeuze);
- of niets (dat wil zeggen gewoon door blijven rijden met dezelfde snelheid).
De vragen worden gesteld bij beelden van verkeerssituaties op grote tv-monitoren. Je kunt ze daarop ook meelezen. Je beantwoordt de vragen met drukknoppen in de tafel.
Kijk voor meer en actuele informatie op www.CBR.nl
Lees verder