Warning: session_start(): open(/data/sites/web/interatenl/tmp/sess_4b9f7da87288d9b5e26ba65517e12c03, O_RDWR) failed: File too large (27) in /data/sites/web/interatenl/subsites/infonu.nl/include/config.inc.php on line 17

Warning: session_start(): Failed to read session data: files (path: /data/sites/web/interatenl/tmp) in /data/sites/web/interatenl/subsites/infonu.nl/include/config.inc.php on line 17
Theorie oefenen: Theorie oefenen - 100 afbeeldingen, vragen en antwoorden

Theorie oefenen - 100 afbeeldingen, vragen en antwoorden

Leren van de theorie voor de auto! Voor het behalen van het rijbewijs is het noodzakelijk eerst het theorie-examen af te leggen, zodat je voldoende op de hoogte bent van de verkeersregels en het toepassen hiervan. Kennis, die belangrijk is bij deelname aan het verkeer. Ook zal de gevaarherkenning en het verkeersinzicht, dat met de jaren zal toenemen, je in staat stellen op een juiste manier te reageren in de steeds wisselende verkeerssituaties. De vragen, antwoorden en de motivatie zijn niet bedoeld als vervanging van je theorie-boek, maar als aanvulling. Heb je al enige jaren geleden het theorie-examen afgelegd, dan kun je het geheugen opfrissen of de kennis bijspijkeren.

Theorie oefenen voor het rijbewijs

Bij het benaderen en het beantwoorden van de theorie vragen gaat het er vooral om te begrijpen waarom een verkeersregel, gebod, verbod of waarschuwing in een bepaalde verkeerssituatie geldt. In het algemeen gaat het bij het toepassen van een verkeersregel of gedragsregel bijna altijd over de veiligheid, de doorstroming en het milieu.

Afbeeldingen van verkeerssituaties
Afbeeldingen of foto's geven altijd een statisch beeld, daar waar het verkeer op de weg altijd in beweging is en je beslissingen vaak afhangen van meerdere factoren, omstandigheden en de gedraging van de andere weggebruikers. Bij het leren van de theorie kan het extra ondersteuning geven om de verkeerssituatie te "vertalen" naar een soortgelijke situatie in je eigen woonomgeving. Als je probeert te begrijpen waarom een bepaalde regel wordt toegepast of verkeersbord wordt geplaatst, maakt dit het leren van de theorie makkelijker.

Voorbeelden
  • Als er een gele doorgetrokken streep op de rand van trottoir is aangebracht, waar je niet stil mag staan, zal dit zijn om de doorstroming niet te belemmeren of parkeren zou gevaar op kunnen leveren (denk bijvoorbeeld aan winkelcentra, scholen, smalle straten, bochten).
  • Geldt er voor een bocht een lagere adviessnelheid, dan zal dit met het rijzicht en het onvoldoende de bocht door kunnen kijken te maken kunnen hebben. Je hebt onvoldoende zicht op dat wat zich na de bocht afspeelt.
  • Het aanhouden van voldoende volgafstand maakt dat je genoeg tijd hebt om op een juiste wijze te reageren en te handelen op aankomende, mogelijke conflicten.
  • In een gebied waar er veel voetgangers/kinderen en/of fietsers gebruik maken van de openbare weg, zul je met de personenauto een actiever kijkgedrag moeten tonen en veelal een lagere snelheid aan moeten houden.

Leren theorie - Benadering van de 100 vragen en antwoorden

Benader de vragen alsof je in een personenauto of lesauto zit. Kies het meest logische of het juiste antwoord en schrijf voor het antwoord van iedere vraag een A, B of C op. De honderd vragen zijn onderverdeeld in 5 blokken van 20 vragen, waarbij na ieder blok van 20 vragen de antwoorden en de motivatie worden gegeven. Bij het beantwoorden van de vragen kunnen de definities uit het RVV 1990 en de omschrijving van de Nederlandse verkeersborden je tot hulp zijn. De vragen en antwoorden voor de theorie zijn als volgt ingedeeld:

  • Antwoorden vraag 01 tot en met 20
  • Vragen en antwoorden 21 tot en met 40
  • Vragen en antwoorden 41 tot en met 60
  • Vragen en antwoorden 61 tot en met 80
  • Vragen en antwoorden 81 tot en met 100
  • Theorie - Vraag 01 tot en met 20

    (klik op de afbeelding voor een vergroting)

    Vragen - Theorie leren autoAfbeelding van de verkeerssituatie
    Vraag 01
    Je parkeert hier de auto, mag dat.

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    0101
    Vraag 02
    Met de vrachtauto volg je de meest linkse (3de) rijstrook, mag dat.

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    0202
    Vraag 03
    De auto komt van rechts op een onverharde weg, je geeft:

    • A. Geen voorrang aan de bestuurder van rechts.
    • B. Voorrang aan de bestuurder van rechts.
    0303
    Vraag 04
    Op de rotonde neem je de tweede afslag rechts (rechtdoor), je geeft:

    • A. Vanaf punt A richting aan naar rechts.
    • B. Vanaf punt B richting aan naar rechts.
    • C. bij punt C richting aan naar rechts.
    0404
    Vraag 05
    Je wilt gaan file-parkeren, je schakelt:

    • A. Direct in de achteruit versnelling, ten teken dat je wilt gaan file-parkeren.
    • B. Wacht tot de fietser en eventuele andere weggebruikers gepasseerd zijn.
    0505
    Vraag 06
    Je parkeert de auto hier langs het trottoir, mag dat.

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    0606
    Vraag 07
    Je stopt bij de bushalte om een passagier uit te laten stappen, mag dat

    • A.Ja.
    • B. Nee.
    0707
    Vraag 08
    Dit verkeersbord betekent:

    • A. Verplichte rijrichting.
    • B. Eénrichtingsverkeer.
    0808
    Vraag 09
    Je sleept een ander voertuig, de sleep mag niet langer zijn dan:

    • A. 5 meter.
    • B. 3.5 meter.
    • C. Is niet bepaald.
    0909
    Vraag 10
    Bij inrijden is verkeersbord C2 geplaatst. Welk bord staat er bij inrijden vanaf de andere kant:

    • A. Verkeersbord A.
    • B. Verkeersbord B.
    1010
    Vraag 11
    Je nadert een zebra-pad, oftewel een voetgangersoversteekplaats (VOP). De voetgangers:

    • A. Verleen je een ongehinderde doorgang/voortgang.
    • B. Laat je voor gaan als ze kennen geven over te willen steken.
    1111
    Vraag 12
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Voetganger, lesauto, auto.
    • B. Auto, lesauto, voetganger.
    • C. Voetganger, auto, lesauto.
    1212
    Vraag 13
    Het voor laten gaan door de bestuurder van de lesauto geldt in het algemeen voor:

    • A. Bestuurders onderling.
    • B. Al het overige verkeer.
    1313
    Vraag 14
    Omdat de bestuurder van de auto haaientanden en bord B6 heeft, moet hij de voetganger voor laten gaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    1414
    Vraag 15
    Waar stop je de auto op om de voetganger gelegenheid te geven over te steken:

    • A. Over het kruispunt.
    • B. Voor het kruispunt.
    1515
    Vraag 16
    De kruisende voetganger laat je bij bord B7 (STOP):

    • A. Voor gaan.
    • B. Niet voor gaan.
    1616
    Vraag 17
    Op de gehandicaptenparkeerplaats mag je even stoppen om een passagier in te laten stappen:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    1717
    Vraag 18
    Heeft de bestuurder van de witte auto juist gehandeld:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    1818
    Vraag 19
    Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan:

    • A. Lesauto, motor, auto, voetganger.
    • B. Motor plus voetganger, auto, lesauto.
    • C. Auto, motor plus voetganger, lesauto.
    1919
    Vraag 20
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Voorrangsvoertuig, fiets, lesauto.
    • B. Fiets, lesauto, voorrangsvoertuig.

    2020

    Antwoorden en motivatie theorie auto vraag 01 tot en met 20

    Vraag 01B. Nee
    Bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter mag je niet parkeren.
    Vraag 02B. Nee
    Op een autosnelweg is het bestuurders van een motorvoertuig met aanhangwagen -als die combinatie langer is dan 7 meter- en van vrachtauto's verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken enig ander dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.
    Vraag 03A. Je hoeft geen voorrang te verlenen.
    Bestuurders op een onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders op een verharde weg.
    Vraag 04B. Richting aangeven op een "vierpoots" rotonde.
    Op een vierpoots-rotonde geef je op plusminus één kwart voor het afslaan op een rotonde richting aan naar rechts. Bij een driepoots-rotonde is dit op ongeveer één derde voor het afslaan.
    Vraag 05B. Je wacht tot de fietser voorbij gereden is, daarna schakel je pas in de achteruit versnelling en gaat handelen.
    Achteruit rijden om file te parkeren is een bijzondere manoeuvre. Regel bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre is dat je al het overige verkeer voor laat gaan.
    Vraag 06B. Nee.
    Bij een bord bushalte mag je op een afstand van 12 meter van het bord (totaal 24 mtr.) niet stilstaan, anders dan voor het onmiddellijk in- en uit laten stappen van passagiers. Als je niet mag stilstaan, mag parkeren automatisch ook niet.
    Vraag 07A. Ja (zie vraag 06)
    Je mag op een bushalte alleen stoppen voor het onmiddellijk in- en uit laten stappen van passagiers.
    Vraag 08B. Eénrichtingsverkeer.
    Verkeersbord C4 betekent éénrichtingsverkeer, zo ook verkeersbord C3
    Vraag 09A. 5 meter.
    Het is een bestuurder van een motorvoertuig verboden een ander motorvoertuig te slepen, indien de afstand van de achterzijde van het trekkende voertuig tot de voorzijde van het gesleepte voertuig meer dan vijf meter bedraagt.
    Vraag 10B. Eénrichtingsweg.
    Verkeersbord C3: éénrichtingsweg. Let op een mogelijk aangebracht onderbord dat fietsers en/of bromfietsers uitzondert van deze regel.
    Vraag 11A. Je laat voetgangers voor gaan.
    Bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan.
    Vraag 12C. Voetganger, auto, lesauto.
    Met betrekking tot de voetganger geldt "rechtdoorgaand verkeer gaat voor afslaand verkeer". Voor de auto's onderling geldt: bestuurders die links af slaan, moeten tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor laten gaan.
    Vraag 13B. Voor laten gaan geldt voor al het tegemoetkomende verkeer.
    Verkeersbord F5: Verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit de tegengestelde richting.
    Vraag 14B. Je moet de voetganger wel voor laten gaan.
    De haaientanden in combinatie met verkeersbord B6 vindt in deze situatie geen toepassing. Haaientanden betekenen: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. De voetganger "kruist" niet en is geen bestuurder.
    Vraag 15B. Je stopt voor het kruispunt.
    Bestuurders mogen een kruispunt niet blokkeren.
    Vraag 16B. Je laat de voetganger niet voor gaan.
    Bij het verkeersbord B7 (STOP) moet je wel altijd de auto stoppen tot stilstand (zie voor motivatie vraag 14)
    Vraag 17A. Je mag hier theoretisch even stilstaan om een passagier in- of uit te laten stappen.
    Verkeersbord E6: Gehandicaptenparkeerplaats (stilstaan is geen parkeren)
    Vraag 18B. De bestuurder staat nog deels op de spoorwegovergang.
    Weggebruikers mogen een overweg opgaan, indien zij direct kunnen doorgaan en de overweg geheel vrij kunnen maken. Bij overwegen laten weggebruikers een railvoertuig voorgaan en laten daarbij de overweg geheel vrij.
    Vraag 19B. De voetganger wil kennelijk de VOP over steken.
    Ten opzichte van de bestuurders onderling gelden de regels van voorrang verlenen aan bestuurders van rechts en van de regel rechtdoorgaand verkeer gaat voor afslaand verkeer.
    Vraag 20A. Een voorrangsvoertuig gaat altijd voor.
    Voorrangsvoertuig: motorvoertuig dat de voorgeschreven optische en geluidssignalen voert. Voor de auto ten opzichte van de fietser geldt: op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders.

    Theorie - Vraag 21 tot en met 40


    Vragen - Theorie leren autoAfbeelding van de verkeerssituatie
    Vraag 21
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Tram, auto.
    • B. Auto, tram.

    2121
    Vraag 22
    Bij hevige regen, met zicht van minder dan 50 meter mag je:

    • A. Geen mistachterlicht voeren.
    • B. Wel mistachterlicht voeren.
    2222
    Vraag 23
    Bij nacht, binnen de bebouwde kom, voer je groot licht:

    • A.Dit mag bij nacht.
    • B. Dit mag niet binnen de bebouwde kom.
    2323
    Vraag 24
    Je staat hier bij nacht geparkeerd buiten de bebouwde kom:

    • A. Dat is toegestaan.
    • B. Dat is niet toegestaan.
    2424
    Vraag 25
    Je staat even geparkeerd voor een sanitaire stop:

    • A. Dit is toegestaan.
    • B. Dit is niet toegestaan.
    2525
    Vraag 26
    Je sorteert zo voor om rechts af te slaan:

    • A. Dit is juist.
    • B. Dit is niet juist.
    2626
    Vraag 27
    De voetganger gebruikt het fiets-/bromfietspad:

    • A. Dit is juist als er geen trottoir of voetpad is.
    • B. Voetgangers hebben de keuze tussen het fiets-/bromfietspad of de rijbaan.
    2727
    Vraag 28
    Over het kruispunt wil je een passagier uit laten stappen:

    • A. Dit is toegestaan.
    • B. Dit is niet toegestaan.
    2828
    Vraag 29
    De militaire colonne laat je hier voor gaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    2929
    Vraag 30
    Als fietser mag je hier niet op de rijbaan rijden:

    • A. Juist.
    • B. Onjuist
    3030
    Vraag 31
    De fietsers mogen met tweeën naast elkaar rijden:

    • A. Juist.
    • B. Onjuist.
    3131
    Vraag 32
    De maximum toegestane snelheid vanaf het bord is:

    • A. 50 km/u.
    • B. 80 km/u.
    3232
    Vraag 33
    Je rijdt hier zonder ander verkeer te hinderen:

    • A. Dit mag.
    • B. Dit mag niet.
    3333
    Vraag 34
    Je stopt hier om een passagier uit te laten stappen:

    • A. Dit is niet toegstaan.
    • B. Dit is toegestaan voor het onmiddellijk in- of uit laten stappen.
    3434
    Vraag 35
    Je sorteert hier voor om een verderop gelegen inrit in te rijden:

    • A. Dat is toegestaan.
    • B. Dat is niet toegestaan.
    3535
    Vraag 36
    Mag je hier met de lesauto even stoppen:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    3636
    Vraag 37
    Welke auto staat goed geparkeerd:

    • A. De witte auto.
    • B. De oranje auto.
    • C. Zowel de witte als de oranje auto.
    3737
    Vraag 38
    Hoe vaak wordt een bord in een parkeerschijfzone geplaaatst:

    • A. Slechts twee maal; bij inrijden en verlaten van de zone.
    • B. Het bord wordt na ieder kruispunt herhaald.
    3838
    Vraag 39
    Je mag hier met de auto parkeren:

    • A, Ja.
    • B. Nee.
    3939
    Vraag 40
    Welke auto staat goed geparkeerd:

    • A. Beide auto's.
    • B. De oranje auto.
    • C. De witte auto.
    4040

    Antwoorden en motivatie theorie auto vraag 21 tot en met 40

    Vraag 21B De auto rijdt op een voorrangsweg en heeft voorrang op de tram.
    Verkeerstekens (verkeersbord B1), gaan boven verkeersregels (voorrang tram)
    Vraag 22A. Bij regen mag geen mistachterlicht gevoerd worden.
    Bij mist of sneeuwval, die het zicht beperkt tot een afstand van minder dan 50 meter, mag mistachterlicht worden gevoerd.
    Vraag 23A. Bij nacht mag grootlicht gevoerd worden, mits je andere weggebruikers niet hinder/verblindt.
    Het voeren van grootlicht in plaats van dimlicht is toegestaan behalve:
    • Bij dag.
    • Bij het tegenkomen van een andere weggebruiker.
    • Bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig.
    Vraag 24A. Parkeren op de rijbaan buiten de bebouwde is toegestaan, behalve:
    De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg.
    Vraag 25B. Een vluchthaven mag alleen bij nood gebruikt worden.
    Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
    Vraag 26B. Een doorgetrokken witte streep mag je in bijna alle gevallen niet overschrijden.
    Alhoewel voorsorteren in dit geval zoveel mogelijk aan de rechterzijde mag gebeuren, geldt: indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel paden, voor verkeer in één richting: bestuurders mogen de streep niet, tenzij tussen de bestuurder en de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht.
    Vraag 27A. De voetganger moet het fiets-/bromfietspad gebruiken.
    Voetgangers gebruiken het trottoir of het voetpad. Zij gebruiken het fietspad of fiets-/bromfietspad indien trottoir en voetpad ontbreken.
    Vraag 28B. Stoppen over het kruispunt is niet toegestaan.
    Verkeersbord E2: Verbod stil te staan.
    Vraag 29B. Bij rood licht moet het eerste voertuig van een militaire colonne stoppen.
    Weggebruikers mogen militaire colonnes niet doorsnijden. Hier zou sprake van geweest kunnen zijn als het eerste of meerdere voertuigen van de militaire colonne al door groen licht door gereden waren.
    Vraag 30B. Bij een onverplicht fietspad heeft de fietser de keuze.
    Fietsers mogen het onverplichte fietspad gebruiken.
    Vraag 31A. Juist, fietsers mogen als enige weggebruikers naast elkaar rijden.
    Fietsers mogen met zijn tweeën naast elkaar rijden. Dit geldt niet voor snorfietsers.
    Vraag 32A. 50 km/u.
    De maximum toegestane snelheid voor motorvoertuigen is binnen de bebouwde kom 50 km/u.
    Vraag 33B. Dit mag niet.
    Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden. (plaats op de weg is rechts)
    Vraag 34A. Langs een busstrook mag je niet stilstaan.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan op de rijbaan langs een busstrook.
    Vraag 35A. Voorsorteren over een onderbroken witte streep is toegestaan.
    Bestuurders die willen afslaan mogen voorsorteren door: indien zij rechts af willen slaan tijdig zo veel mogelijk aan de rechterzijde te gaan rijden.
    Vraag 36B. Langs een doorgetrokken gele streep mag je niet stoppen.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan langs een gele doorgetrokken streep.
    Vraag 37A. De witte auto staat goed geparkeerd.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan.
    Vraag 38A. Verkeersbord E10 wordt slechts éénmaal geplaatst.
    Verkeersbord E10 wordt geplaatst bij inrijden van een zone. Bij het einde wordt verkeersbord E 11 geplaatst. De borden worden na inrijden niet herhaald.
    Vraag 39B. Rondom een bushalte mag je niet parkeren.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan bij een bord bushalte, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord (totaal 24 meter)
    Vraag 40C. De witte auto staat binnen de bebouwde geparkeerd.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg.

    Theorie - Vraag 41 tot en met 60

    Vragen - Theorie leren autoAfbeelding van de verkeerssituatie
    Vraag 41
    Het laden en lossen van goederen geldt alleen voor vrachtauto's:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    4141
    Vraag 42
    Je mag hier stoppen om een passagier uit te laten stappen:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    4242
    Vraag 43
    Je wilt over het kruispunt parkeren, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    4343
    Vraag 44
    Is het de bestuurder van de vrachtauto toegestaan hier te rijden:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    4444
    Vraag 45
    Je rijdt links af een éénrichtingsweg in. Welk bord geeft dit aan:

    • A. Bord A.
    • B. Bord B.
    • C. Bord C.

    4545
    Vraag 46
    De maximum toegestane snelheid is na het verkeersbord G1:

    • A. 130 km/u.
    • B. 100 km/u.

    4646
    Vraag 47
    De maximum toegstane snelheid is na het verkeersbord H1:

    • A. 30 km/u.
    • B. 50 km/u.

    4747
    Vraag 48
    Het verkeersbord 30-km zone wordt na ieder kruispunt geplaatst:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    4848
    Vraag 49
    In- en uitstappende passagiers op een tramhalte laat je altijd voor gaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    4949
    Vraag 50
    De witte auto mag de vrachtauto rechts van de blokmarkering voorbij gaan/inhalen:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    5050
    Vraag 51
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Fiets A, Fiets B, Lesauto.
    • B. Fiets B, Fiets A, Lesauto

    5151
    Vraag 52
    De maximum toegestane snelheid na verkeersbord G5 is:

    • A. 15 km/u.
    • B. Stapvoets.

    5252
    Vraag 53
    Bij het file rijden is het verplicht in de gekozen rijstrook te blijven rijden:

    • A. Ja
    • B. Nee.

    5353
    Vraag 54
    Moet je de fietser voor laten gaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    5454
    Vraag 55
    De buschauffeur geeft te kennen weg te willen van de halte, je laat:

    • A. De bus voor gaan.
    • B. De bus niet voor gaan.

    5555
    Vraag 56
    Geef de volgorde van voorrang of voor laten gaan:

    • A. Fietser, oranje auto, lesauto, voetganger.
    • B. Fietser plus voetganger, oranje auto, lesauto.
    5656
    Vraag 57
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Lesauto, fietser.
    • B. Fietser, lesauto.

    5757
    Vraag 58
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Groene auto, witte auto, oranje auto.
    • B. Groene auto, oranje auto, witte auto.

    5858
    Vraag 59
    Mogen de voetgangers hier lopen:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    5959
    Vraag 60
    Geef de maximum toegestane snelheid van de voertuigen A en B:

    • A. 90 km/u auto A en 130 km/u auto B.
    • B. 80 km/u auto A en 130 km/u auto B.

    6060

    Antwoorden en motivatie theorie auto vraag 41 tot en met 60

    Vraag 41B. Nee. Laden en lossen geldt voor ieder voertuig. Er moet wel sprake zijn van enige activiteit.
    Verkeersbord E7: gelegenheid bestemd voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Tevens parkeerverbod voor andere voertuigen.
    Vraag 42A. Ja. Bij een onderbroken gele streep mag je even stoppen, parkeren niet.
    De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren langs een gele onderbroken streep.
    Vraag 43B. Nee. Je mag er zelfs niet stilstaan.
    Verkeersbord E2: verbod stil te staan.
    Vraag 44B. Nee. Een maximum snelheid van 45 km/u is te laag.
    Het gebruik van een autoweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee met een snelheid van ten minste 50 km per uur mag en kan worden gereden.
    Vraag 45A. Verkeersbord A betekent: éénrichtingsweg.
    Verkeersbord B: keerverbod en verkeersbord C: gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord is aangegeven.
    Vraag 46A. 130 km/u.
    De maximum toegestane snelheid op autosnelwegen is voor personenauto's, bestelauto's en motorfietsen 130 km/u, tenzij anders wordt aangegeven.
    Vraag 47B. 50 km/u.
    De maximum toegestane snelheid voor motorvoertuigen is binnen de bebouwde kom 50 km/u, tenzij anders wordt aangegeven.
    Vraag 48B. Nee. Een zone-bord wordt slechts bij inrijden en uitrijden van een zone geplaatst.
    In tegenstelling tot de meeste andere verkeersborden, wordt een zone-bord niet voor of na ieder kruispunt herhaald.
    Vraag 49B. Nee. Als er een bordes is waar passagiers zich veilig op kunnen stellen hoeft dit niet.
    Bestuurders die een stilstaande tram of autobus willen voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen, moeten hen daartoe gelegenheid geven.
    Vraag 50A. Ja. Rechts van een blokmarkering mag je inhalen/voorbij gaan.
    Bestuurders die zich rechts van een blokmarkering bevinden, mogen bestuurders die zich links van de blokmarkering bevinden, rechts inhalen.
    Vraag 51B. Fiets B, fiets A, lesauto.
    Fiets B komt van rechts voor fietser A. Fietser A komt van rechts voor de lesauto. Voor de lesauto ten opzichte van fietser B geldt "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor".
    Vraag 52A. 15 km/u.
    Bestuurders mogen binnen een erf niet sneller rijden dan 15 km/u. Voorheen stapvoets.
    Vraag 53B. Nee. Je mag van rijstrook wisselen.
    Voor het milieu en de doorstroming is het veelal verstandiger in de gekozen rijstrook te rijden. De tijdswinst bij wisselen van rijstrook is te verwaarlozen.
    Vraag 54A. Ja. De fietser gaat voor.
    Hierbij geldt de regel "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor".
    Vraag 55A. Je laat de bus -binnen de bebouwde kom- voor gaan.
    Binnen de bebouwde kom moeten bestuurders aan bestuurders van een autobus gelegenheid geven van een bushalte weg te rijden, wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen om weg te rijden kenbaar maakt.
    Vraag 56B. Voetganger plus fietser, oranje auto, lesauto.
    Voor iedere bestuurder geldt dat hij de voetganger voor moet laten gaan. Ten opzichte van de lesauto is de fietser rechtdoorgaand verkeer en komt de oranje auto van rechts.
    Vraag 57B. Fietser, lesauto.
    Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan de voor hen van rechts komende bestuurders (uitzondering: onverharde weg en trams)
    Vraag 58B. Groene auto, oranje auto, witte auto.
    De witte auto heeft een STOP-bord en moet het verkeer op de kruisende weg voorrang verlenen. Voor de afslaande groene auto ten opzichte van de afslaande oranje auto geldt "korte bocht gaat voor de lange bocht"
    Vraag 59B. Nee. Anders dan in noodgevallen niet. Voor de veiligheid kiezen zij dan een plek achter de vangrail.
    Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm.
    Vraag 60B. Personenauto 130 km/u en vrachtauto 80 km/u.
    Maximum toegestane snelheid op autosnelwegen voor personenauto's, bestelauto's en motorfietsen 130 km/u, vrachtauto's en autobussen 80 km/u (uitzondering T100-bussen)

    Theorie - Vraag 61 tot en met 80

    Vragen - Theorie leren autoAfbeelding van de verkeerssituatie
    Vraag 61
    Je wilt hier rechts af met de vrachtauto, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    6161
    Vraag 62
    Je rijdt hier met deze vrachtauto, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    6262
    Vraag 63
    Als fietser heb je de keuze tussen het fiets-/bromfietspad of de rijbaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    6363
    Vraag 64
    Je stopt hier om een lifter mee te nemen, Mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    6464
    Vraag 65
    Geef de volgorde van voor laten gaan:

    • A. Lesauto, auto.
    • B. Auto, lesauto.

    6565
    Vraag 66
    Sorteer je hier goed voor:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    6666
    Vraag 67
    De voetganger is al voor meer dan de helft overgestoken, wat doe je:

    • A. Je trekt op en rijdt rustig door.
    • B. Je wacht tot er meer ruimte is.

    6767
    Vraag 68
    Je wilt hier keren, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    6868
    Vraag 69
    Stel je voor dat de weg zo kilometers doorloopt. Er kan dan sprake zijn van:

    • A. Extra oplettendheid.
    • B. Polderblindheid.
    • C. A en B.

    6969
    Vraag 70
    De maximum toegestane snelheid is na passage van het bord:

    • A. 80 km/u.
    • B. 50 km/u.

    Vraag 71
    Wat is de minimale volgafstand:

    • A. Ongeveer 100 meter afstand tot de voorligger.
    • B. De afstand volgens de 2-seconden regel.
    7171
    Vraag 72
    Geparkeerd binnen een parkeerschijfzone mag je de tijd op de schijf tussentijds bijstellen.

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    7272
    Vraag 73
    Je wilt de lesauto hier voor je huis parkeren mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    7373
    Vraag 74
    Je wilt hier keren met de auto, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    7474
    Vraag 75
    Haal je fietser zo goed in:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    7575
    Vraag 76
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Fietsers, vrachtauto.
    • B. Vrachtauto, fietsers.
    7676
    Vraag 77
    Welk verkeersbord moet er bij de streep staan:

    • A. Bord A.
    • B. Bord B.

    7777
    Vraag 78
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Auto, fietser.
    • B. Fietser, auto.
    7878
    Vraag 79
    Je wilt hier inhalen, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    7979
    Vraag 80
    Geef de volgorde van voorrang of voorlaten gaan:

    • A. Vrachtauto, auto, voetganger.
    • B. Vrachtauto plus voetganger, auto.
    8080

    Antwoorden en motivatie theorie auto vraag 61 tot en met 80

    Vraag 61B. Nee.
    Verkeersbord C6: gesloten voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen.
    Vraag 62B. Nee.
    Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders van een motorvoertuig waarmee een snelheid van ten minste 60 km per uur mag en kan worden gereden.
    Vraag 63B. Nee.
    Fietsers gebruiken het verplichte fietspad of het fiets-/bromfietspad. Zij gebruiken de rijbaan indien een verplicht fietspad of een fiets-/bromfietspad ontbreekt. Zij mogen het onverplicht fietspad gebruiken.
    Vraag 64B. Nee. Theoretisch zou de voetganger zich hier ook niet mogen ophouden (zie vraag 62)
    Behoudens in noodgevallen is het weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook, de vluchthaven of berm.
    Vraag 65A. Lesauto, auto.
    De bestuurder van de auto vindt het "obstakel" -waarbij voorbijgaan een belangrijke zijdelingse verplaatsing vraagt- op zijn weghelft en moet de tegemoetkomende lesauto voor laten gaan.
    Vraag 66A. Ja. (let wel op een eventueel onderbord "uitgezonderd")
    Bestuurders die willen afslaan, mogen voorsorteren door: indien zij links af willen slaan tijdig zoveel mogelijk tegen de wegas te rijden of bij rijbanen bestemd voor bestuurders in één richting daarop zoveel mogelijk links te houden.
    Vraag 67B. Je wacht tot er meer ruimte is.
    Een voetganger is een instabiele weggebruiker die je voldoende ruimte moet geven. (denk aan harde wind, gladheid, fysieke problemen)
    Vraag 68B. Nee.
    Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken en puntstukken niet gebruiken/overrijden. (uitzondering: spitsstrook)
    Vraag 69C. A en B.
    De extra oplettendheid en aanpassing van de snelheid is gewenst omdat de afwezigheid van prikkels in de omgeving, op eentonige rechte wegen, tot verslapping van de aandacht leidt. Dit wordt ook wel "polderblindheid" genoemd.
    Vraag 70B. 50 km/u.
    Na het bord "einde 30-km-zone" geldt de maximumsnelheid voor binnen de bebouwde kom.
    Vraag 71B. De 2-seconden regel.
    Hoe bepaal de 2 seconden volgafstand. Wacht tot de voorligger een object passeert (bord, hectometerpaal, lantaarnpaal) Tel voor je zelf 21 - 22. Passeer jij het gekozen object na minimaal 2 seconden, dan is de afstand voldoende. De afstand geldt wel onder goede omstandigheden. Een grotere volgafstand is veelal veiliger.
    Vraag 72B. Nee.
    Op de parkeerschijf staat het tijdstip aangegeven waarop met parkeren is begonnen. Een parkeerschijf voorzien van een mechanisme dat tijdens het parkeren het tijdstip van aankomst automatisch verschuift, mag niet worden gebruikt.
    Vraag 73B. Nee.
    Aan de andere zijde van de weg staat een auto geparkeerd. Je belemmert de doorstroming door je auto zo te parkeren.
    Vraag 74B. Nee
    Bij inrijden van de weg is verkeersbord C3 -eenrichtingsweg- geplaatst.
    Vraag 75B. Nee.
    Een fietser is een instabiele weggebruiker en ga je voorbij met een tussenliggende zijdelingse afstand van 1 à 1,5 meter.
    Vraag 76A. Fietsers, vrachtauto.
    Hierbij geldt de regel "rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor"
    Vraag 77B. Bord B.
    Verkeersbord B7: STOP verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. Je moet de auto ook daadwerkelijk stil zetten voor de stopstreep.
    Vraag 78B. Fietser, auto.
    Op kruispunten verlenen bestuurders voorrang aan voor hen van rechts komende bestuurders (uitzondering: onverharde weg)
    Vraag 79B. Nee.
    Indien een doorgetrokken witte streep zich bevindt tussen rijstroken, mag deze streep niet naar links worden overschreden.
    Vraag 80A. Vrachtauto, auto, voetganger.
    Alle verkeersdeelnemers gaan recht door. Ten opzichte van de auto komt de vrachtauto van rechts. De voetganger kan eventueel gelijktijdig met de vrachtauto de weg vervolgen, maar dit zal afhankelijk zijn van de momentopname.

    Theorie - Vraag 81 tot en met 100


    Vragen - Theorie leren autoAfbeelding van de verkeerssituatie
    Vraag 81
    Sta je met de lesauto zo goed opgesteld:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    8181
    Vraag 82
    Welk verkeersbord staat er bij inrijden via de andere kant van de weg:

    • A. Bord A.
    • B. Bord B.

    8282
    Vraag 83
    Je wilt hier rechtdoor, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    8383
    Vraag 84
    Hoeveel mag een ondeelbare lading op het dak van een personenauto maximaal per kant uitsteken:

    • A. 20 cm. per kant.
    • B. 10 cm. per kant.

    8484
    Vraag 85
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Vrachtauto, lesauto.
    • B. Lesauto, vrachtauto.

    8585
    Vraag 86
    Wat is de maximum toegestane snelheid voor de personenauto:

    • A. 130 km/u.
    • B. 100 km/u.

    8686
    Vraag 87
    De buschauffeur wil van de bushalte wegrijden, wat doe je:

    • A. Je laat de bus voor gaan.
    • B. Je laat de bus niet voor gaan.

    8787
    Vraag 88
    Je wilt de langzaam rijdende vrachtauto inhalen, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    8888
    Vraag 89
    Je wilt links af slaan, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    8989
    Vraag 90
    Je wilt rechtdoor rijden, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    9090
    Vraag 91
    Welk gedeelte van dit deel van de autosnelweg is de rijbaan:

    • A. Gedeelte A.
    • B. Gedeelte B.
    9191
    Vraag 92
    Is 50 km/u hier te snel:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    9292
    Vraag 93
    Je wilt de fietser inhalen, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    9393
    Vraag 94
    De ladder steekt 75 cm. achter de auto uit, mag je zo rijden:

    • A. Ja.
    • B. Nee.
    9494
    Vraag 95
    Sorteer je zo goed voor om links af te gaan:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    9595
    Vraag 96
    Geef de volgorde van voorrang:

    • A. Auto, fietser.
    • B. Fietser, auto.

    9696
    Vraag 97
    Je wilt de voorligger inhalen, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    9797
    Vraag 98
    Je wilt de geparkeerde auto voorbij gaan, mag dat:

    • A. Ja.
    • B. Nee.

    9898
    Vraag 99
    Welk gehandicaptenvoertuig rijdt goed:

    • A. Voertuig A.
    • B. Voertuig B.
    • C. Beide voertuigen.

    9999
    Vraag 100
    Je verlaat de uitrit, je laat nu voor gaan:

    • A. De fietser van rechts.
    • B. De fietser en de auto.
    • C. Alle weggebruikers.

    Antwoorden en motivatie theorie auto vraag 81 tot en met 100

    Vraag 81B. Nee. Je had meer afstand tot het kruispunt aan moeten houden.
    Bij het verlenen van voorrang moet je ook rekening houden met de rijlijn/sleeplijn van het voertuig dat je voorrang verleent. De autobus kan zo de bocht naar links niet maken.
    Vraag 82A. Bord A.
    Verkeersbord C3 en C4 betekenen eenrichtingsverkeer. Deze borden worden altijd geplaatst in combinatie met verkeersbord C2.
    Vraag 83B. Nee. Alleen rechtsaf of linksaf is toegestaan.
    Verkeersbord D7: gebod tot het volgen van één van de richtingen die op het bord zijn aangegeven.
    Vraag 84A. 20 cm. per kant.
    Ondeelbare lading in de breedte: de lading mag bij personenauto's tot maximaal 20 cm. per kant uitsteken. De autospiegels tellen hierbij niet mee.
    Vraag 85A. Vrachtauto, lesauto.
    De lesauto heeft het STOP-bord en de stopstreep. Verkeersbord B7: Stop, verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg.
    Vraag 86A. 130 km/u.
    Op autosnelwegen is de maximum toegestane snelheid voor personenauto's 130 km p/u, tenzij door verkeersborden of door verkeerstekens anders wordt aangegeven.
    Vraag 87A. Je laat de bus voor gaan.
    De buschauffeur geeft binnen de bebouwde kom aan van een halte weg te willen rijden.
    Vraag 88B. Nee. Doorgetrokken witte streep.
    Links van de bestuurder is op de wegas een dubbele doorgetrokken streep aangebracht, welke je niet mag overschrijden. (een dubbele doorgetrokken witte streep heeft de zelfde betekenis als een enkele doorgetrokken witte streep)
    Vraag 89B. Nee. Geslotenverklaring.
    Voor links af is verkeersbord C2 geplaatst en betekent: eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters, en geleiders van rij- of trekdieren of vee.
    Vraag 90A. Ja. Doodlopende weg
    Een doodlopende weg mag je als weggebruiker ingaan. Aandachtspunt is de mogelijkheid tot keren en/of achteruit rijden bij inrijden van een doodlopende weg.
    Vraag 91B. Gedeelte B.
    Een rijbaan is het totaal van het aantal rijstroken in dezelfde rijrichting.
    Vraag 92A. Ja. Kinderen!
    Je wordt hier gewaarschuwd voor kinderen, zodat een snelheid van 50 km/u over het algemeen te snel zal zijn.
    Vraag 93B. Nee. Voetgangersoversteekplaats.
    Het is verboden een voertuig vlak voor of op een voetgangersoversteekplaats in te halen.
    Vraag 94A. Ja. Ondeelbare lading op het dak.
    Ondeelbare lading mag op het dak van personenauto's aan de achterzijde maximaal 1 meter uitsteken.
    Vraag 95B. Nee. Voorsorteerstrook.
    Plaats op de weg is rechts! Dit betekent dat de meest rechter rijstrook voor links af gekozen moet worden.
    Vraag 96B. Fietser, auto.
    De auto heeft haaientanden in combinatie met verkeersbord B6. Verkeersbord B6: Verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg. (haaientanden hebben een zelfstandige functie. Zelfs zonder plaatsing van bord B6, zou de motivatie hetzelfde zijn)
    Vraag 97A. Ja. Onderbroken witte streep.
    Direct links van de bestuurder is op de wegas een onderbroken witte streep aangebracht. Een onderbroken witte streep mag je overschrijden.
    Vraag 98B. Nee. Inhalen en voorbij gaan.
    Uit de tegenovergestelde richting komt een fietser. Bij voorbij gaan van de geparkeerde auto is de ruimte voor de fietser niet veilig.
    Vraag 99C. Beide gehandicaptenvoertuigen.
    Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig gebruiken het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets-/bromfietspad of de rijbaan. Afhankelijk van de plaats op de weg, volgen zij de regels van voetgangers of bestuurders.
    Vraag 100C. Alle weggebruikers.
    Het in- of uitrijden van in- of uitrit geldt als een bijzondere manoeuvre. Bij het uitvoeren van alle bijzondere manoeuvres geldt dat je al het overige verkeer voor moet laten gaan.


    Lees verder

    © 2016 - 2025 Jvd, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Vanaf 2021 is InfoNu gestopt met het publiceren van nieuwe artikelen. Het bestaande artikelbestand blijft beschikbaar, maar wordt niet meer geactualiseerd.
    Bronnen en referenties
    • RVV 1990