Verkeer - Nederlandse wegen - Belijning en maximumsnelheid

Warning: Undefined array key 5 in /data/sites/web/interatenl/subsites/infonu.nl/include/config.inc.php on line 360
Warning: Undefined array key 6 in /data/sites/web/interatenl/subsites/infonu.nl/include/config.inc.php on line 360
Weet wat de maximumsnelheid is
Algemene aanduiding van de maximum toegestane snelheidIn principe zou de "oude" regelgeving met betrekking tot de toegestane maximum snelheid binnen en buiten de bebouwde kom en op autowegen voor personenauto's niet tot verwarring moeten leiden. In basis gelden/golden -tenzij door verkeersborden anders aangegeven- de volgende toegestane maximumsnelheden:
- Binnen de bebouwde kom: 50 km/u
- Buiten de bebouwde kom: 80 km/u
- Op autowegen: 100 km/u
- Op autosnelwegen: 100 tot 130 km/u *
* Uitzondering op de autosnelwegen
Gedurende de dag – van 6 uur 's ochtends tot 7 uur 's avonds – geldt op alle autosnelwegen een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur. Uitzondering geldt voor trajecten waar al een aangepaste limiet van 80 kilometer per uur geldt.
Gedurende de avond en nacht – van 7 uur 's avonds tot 6 uur 's ochtend – mag op een aantal autosnelwegen maximaal 120 of 130 kilometer per uur gereden worden. De maximumsnelheid staat op verkeersborden langs de weg, of op matrixborden boven de weg aangegeven. De toegestane maximumsnelheid kan -met name op de matrixborden- door omstandigheden wijzigen (file, ongeval, drukte, gladheid enz.) Oplettendheid blijft dan geboden omdat de laagst aangegeven snelheid op een matrixbord geldend is. De aangegeven maximumsnelheid op een matrixbord gaat boven de snelheid, aangegeven op een verkeersbord.
De kenmerken zoals deze vanaf 2008 gefaseerd worden doorgevoerd gaan echter verder. De belijning geeft meer duidelijkheid over de mede-weggebruikers die je op de verschillende wegen mag verwachten en wat het passend (rij)gedrag op deze wegen zou moeten zijn.
Wat te verwachten bij de herkenbaarheid van wegen
Doel van belijning, strepen, vlakken en de herkenbaarheid van wegenDoel is het totale netwerk van wegen in wegcategorieën in te delen, met de daarbij behorende belijning, kantstrepen, middenasstrepen en groene vlakken, zodat het voor de weggebruiker duidelijk en herkenbaar is op wat voor type weg deze zich bevindt en welk bijbehorend gedrag wordt verlangd.
Wegcategorieën zijn indelingen van wegen naar verkeersfuncties binnen het totale netwerk van wegen, die als zodanig voor de weggebruiker goed herkenbaar zijn. De wijze waarop de functie, de vormgeving en het gebruik van een categorie weg op elkaar zijn afgestemd, is doorslaggevend voor de verkeersveiligheid en de kwaliteit van de verkeersafwikkeling.
Functies en gedrag op de verschillende wegen
- Drie functies die door de belijning op de weg duidelijkheid moeten geven
- Kruisend verkeer op gebiedsontsluitingswegen
- Belijning en strepen van de (toekomstige) weg categorieën in Nederland
- Maximumsnelheid voor (motor)voertuigen binnen en buiten de bebouwde kom
- Voorschriften strepen en belijning op de Nederlandse wegen
Drie functies die door de belijning op de weg duidelijkheid moeten geven
De volgende drie wegen worden binnen en buiten de bebouwde kom onderscheiden:- Stroomwegen
- Gebiedsontsluitingswegen
- Erftoegangswegen

Weg met een stroomfunctie buiten de bebouwde kom. Deze wegen geven een continue doorstroming van het verkeer met een snelheid van maximaal 100 km/h. (tenzij verkeerstekens -al dan niet over beperkte afstand- anders aangeven) De stroomfunctie is vooral bedoeld voor het afwikkelen van het (doorgaande) verkeer over langere afstanden. Hiermee worden ook autowegen bedoeld, bestemd voor motorvoertuigen die harder kunnen en mogen rijden dan 50 km/u (autoweg).

Wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie vormen het ’middenkader’ van ons wegsysteem. Alleen op kruispunten vindt uitwisseling van verkeer plaats, terwijl op de wegvakken tussen de kruispunten het verkeer (continu) doorstroomt. Het is de verbindingsweg tussen twee (niet aan elkaar grenzende) verblijfsgebieden of een verblijfsgebied en een stroomweg. Deze wegen liggen buiten de bebouwde kom en er geldt een maximumsnelheid van 50, 70 of 80 km. per uur, aangegeven door verkeersborden. Is er geen verkeersbord geplaatst dat de snelheid regelt, dan geldt een toegestane maximumsnelheid van 80 km per uur.
Asstrepen
De doorgetrokken asstrepen geven aan dat voetgangers, fietsers, bromfietsers, landbouwvoertuigen en brommobielen deze weg niet mogen gebruiken. Zijn de asstrepen onderbroken, dan mogen land-bouwverkeer en brommobielen wel gebruik maken van deze weg. Gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zijn te herkennen aan trottoirbanden aan de zijden van de weg in plaats van de onderbroken witte belijning.

Wegen met een erftoegangsfunctie ontsluiten bijvoorbeeld de afzonderlijke woningen, kantoren, bedrijven, boerderijen, (sport)terreinen en landbouwpercelen in een gebied. Op de erftoegangsweg vindt zowel op wegvakken (erfaansluitingen) als op kruispunten uitwisseling van verkeer plaats. De toegestane maximumsnelheid ligt op 60 km. per uur. Houd op dit soort wegen rekening met de aanwezigheid van alle soorten weggebruikers en grote snelheidsverschillen tussen de weggebruikers onderling.
Toelichting op de belijning
Het is uiteindelijk de bedoeling -zodra de belijning uniform/landelijk is doorgevoerd- dat de functie en het daarbij behorend verkeersgedrag, dan wel de geldende snelheidslimiet aan de aangebrachte belijning is af te lezen. Autowegen en autosnelwegen vallen ook onder de categorie stroomweg, ook al is hier van een groene belijning geen sprake (middenberm) en is er een ander beleid ten aanzien van de maximumsnelheid. Een stroomweg zonder gescheiden rijbanen kan men herkennen aan de groene middenmarkering. Met deze 40 centimeter groene streep wordt de suggestie gewekt dat er een barrière ligt tussen de twee weghelften. De weggebruiker wordt daardoor extra alert gemaakt op het gevaar van inhalen. Op plaatsen waar naast de groene middenstrook onderbroken witte strepen zijn aangebracht, is inhalen toegestaan. Daarnaast heeft een stroomweg doorgetrokken witte belijning aan de zijkanten van de weg. Dit houdt in dat je hier geen kruisend verkeer hoeft te verwachten.
Kruisend verkeer op gebiedsontsluitingswegen
Kruisend verkeer kun je wel verwachten op gebiedsontsluitingswegen; de belijning aan de zijkanten is op dit soort wegen dan ook onderbroken. Ook dit soort wegen heeft een dubbele middenmarkering (zonder groene middenstrook), bedoeld om de weggebruikers extra te attenderen op de gevaren van inhalen.Erftoegangsweg
De erftoegangswegen zijn ingericht op het toegankelijk maken van erven. Op dit soort wegen ontbreekt de middenmarkering en bestaat de kantmarkering uit een onderbroken belijning. De middenstreep is niet aangebracht, omdat het hier gaat om een weg waar snelle en langzame verkeersdeelnemers samen gebruik van maken en waar bovendien bebouwing aan gelegen is, zodat hier inritten en uitritten op aansluiten. Hierdoor kunnen grote snelheidsverschillen tussen weggebruikers onderling voorkomen. (auto’s, fietsers, landbouwvoertuigen, voetgangers). Het achterwege laten van de middenstreep moet er voor zorgen dat de weggebruikers voorzichtiger zijn en minder hard rijden. Veelal tref je hier ook fietsstroken of fietssuggestiestroken aan, wat de weg smaller doet lijken en mede een rustiger rijgedrag moet bevorderen.
Herkennen van de wegcategorie
De weggebruiker moet een wegcategorie vooral gaan herkennen aan de continu aanwezige kenmerken (strepen, vlakken en belijning) of ontwerpelementen in het wegbeeld. Markeringen in lengterichting (belijning en strepen) zijn continue aanwezig en zijn daarmee -zodra deze landelijk op eenzelfde wijze zijn aangebracht- een belangrijk onderscheidend wegkenmerk voor de weggebruiker.
Belijning en strepen van de (toekomstige) weg categorieën in Nederland
Houd wel rekening met verkeersborden die -al dan niet tijdelijk- een andere maximumsnelheid aangeven.
Doorgetrokken middenstrepen, inhalen is verboden.
Groene vulling in het midden benadrukt dat je hier maximaal 100 km/u mag rijden.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: auto's, vrachtauto's en motoren
Géén: landbouwvoertuigen, brommobielen, bromfietsen, fietsers en voetgangers

Onderbroken middenstrepen, inhalen is toegestaan in veilige situaties.
Groene vulling in het midden benadrukt dat je hier maximaal 100 km/u mag rijden.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: auto's, vrachtauto's en motoren
Géén: landbouwvoertuigen, brommobielen, bromfietsen, fietsers en voetgangers

Doorgetrokken middenstrepen, inhalen is verboden.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: auto's, vrachtauto's en motoren
Soms: landbouwvoertuigen en brommobielen
Géén: bromfietsen, fietsers en voetgangers

Onderbroken middenstrepen, inhalen is toegestaan in veilige situaties.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: auto's, vrachtauto's en motoren
Soms: landbouwvoertuigen en brommobielen
Géén: bromfietsen, fietsers en voetgangers

Rode stroken aan de zijkanten met fietssymbool, fietsers op die fietsstrook mogen niet gehinderd worden.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: alle verkeer, oftewel alle weggebruikers, zoals: auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen, brommobielen, bromfietsen, fietsers en voetgangers

Fietsers op de rijbaan of op een vrijliggend fietspad.
Welke verkeersdeelnemers mag je hier verwachten:
Wel: alle verkeer, oftewel alle weggebruikers, zoals: auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen, brommobielen, bromfietsen, fietsers en voetgangers
Maximumsnelheid voor (motor)voertuigen binnen en buiten de bebouwde kom
- Kolom 1 = van toepassing op: (motor) voertuig
- Kolom 2 = toegestane maximumsnelheid per uur binnen de bebouwde kom
- Kolom 3 = toegestane maximumsnelheid per uur buiten de bebouwde kom
- Kolom 4 = toegestane maximumsnelheid per uur op autowegen
- Kolom 5 = toegestane maximumsnelheid per uur op autosnelwegen
Bij overtreding van de maximumsnelheid kunnen -binnen de wet Mulder- de boetebedragen oplopen tot maximaal € 410
1 (motor)Voertuig | 2 | 3 | 4** | 5** |
---|---|---|---|---|
Personenauto | 50 km | 80 km | 100 km | 130 km |
Motor | 50 km | 80 km | 100 km | 130 km |
Vrachtwagen | 50 km | 80 km | 80 km | 80 km |
Autobus | 50 km | 80 km | 80 km | 80 km |
T100 bus | 50 km | 80 km | 100 km | 100 km |
Kampeerwagen, afgeleid van een vrachtwagen, meer dan 3500 kg | 50 km | 80 km | 80 km | 80 km |
Personenwagen met aanhanger, | 50 km | 80 km | 90 km | 90 km |
Bestelauto met aanhanger, minder dan 3500 kg | 50 km | 80 km | 90 km | 90 km |
Bestelauto met aanhanger, meer dan 3500 kg | 50 km | 80 km | 80 km | 80 km |
Brommobiel | 45 km | 45 km | -- | -- |
Bromfiets op fiets/bromfietspad | 30 km | 40 km | -- | -- |
Bromfiets op de rijbaan | 45 km | 45 km | -- | -- |
Snorfiets | 25 km | 25 km | -- | -- |
Gehandicaptenvoertuig met motor op: fiets/bromfietspad | 30 km | 40 km | -- | -- |
Gehandicaptenvoertuig met motor op: de rijbaan | 45 km | 45 km | -- | -- |
Gehandicaptenvoertuig met motor op: trottoir of voetpad | 06 km | 06 km | -- | -- |
Landbouwvoertuig | 25 km | 25 km | -- | -- |
Motorvoertuig met beperkte snelheid | 25 km | 25 km | -- | -- |
Voorschriften strepen en belijning op de Nederlandse wegen
(de artikelen waar naar verwezen wordt, betreffen het RVV 1990)Belijning op de weg - algemeen
[OLIST]
Tekens op het wegdek zijn wit tenzij voor een afzonderlijk teken anders is bepaald. Bij tijdelijke toepassing is de kleur in ieder geval een andere kleur dan wit.
De minimale breedte van strepen is 0,10 m. De minimale breedte van de stopstreep, bedoeld in artikel 78 van het RVV 1990 is 0,20 m. (Artikel 78.1: Bestuurders die de rijbaan volgen zijn verplicht op een kruispunt de richting te volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Een in een voorsorteerstrook gelegen fietsstrook maakt deel uit van deze voorsorteerstrook. 2. Bestuurders die de doorgaande rijbaan verlaten en daartoe een uitrijstrook volgen, zijn ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen verplicht om de richting te volgen die de uitrijstrook waarop zij zich bevinden, aangeeft)
In afwijking van het tweede onderdeel, eerste volzin, is de minimale breedte van de kantstreep 0,05 m indien: A. deze is aangebracht ter markering van de rechterzijde respectievelijk linkerzijde van de vluchtstrook, als de vluchtstrook aan de rechterzijde respectievelijk linkerzijde van de weg is gelegen, en B. deze vluchtstrook kan worden opengesteld als spitsstrook.
[/OLIST]
Gele strepen op de rijbaan
[OLIST]
De gele doorgetrokken streep wordt op of langs de kant van de rijbaan aangebracht. (Artikel 23.g: de bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan langs een gele doorgetrokken streep)
De gele onderbroken streep wordt op of langs de kant van de rijbaan aangebracht. (Artikel 24.e: de bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren langs een gele onderbroken streep)
[/OLIST]
De verhouding in meters tussen een streep en een onderbreking is:
- 1,00 : 1,00 of
- 0,50 : 0,50 of
- 0,30 : 0,30
Het minimum aantal aan te brengen strepen bedraagt drie.
Blauwe strepen op de rijbaan
De blauwe streep (parkeerschijfzone) wordt tenminste aangebracht:
- aan een lange zijde van een parkeervak bij langsparkeren
- aan een korte zijde van een parkeervak bij haaks of schuin parkeren
- of langs de kant van de rijbaan waar parkeren over grotere lengte met gebruik van de parkeerschijf is toegestaan.
(Artikel 25.2: op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep is het parkeren van een motorvoertuig op meer dan twee wielen slechts toegestaan indien het motorvoertuig overeenkomstig het Besluit Parkeerschijf is voorzien van een achter de voorruit geplaatste, duidelijk zichtbare parkeerschijf)
Witte strepen op de rijbaan
De minimumlengte van de doorgetrokken streep bedraagt 20 m.
(Artikel 76.1: Een doorgetrokken streep die zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindt, heeft de volgende betekenis:
a. indien de streep zich bevindt tussen rijstroken danwel op paden, met verkeer in beide richtingen: bestuurders mogen de streep niet naar links overschrijden en zich niet links van de streep
bevinden, tenzij aan de rechterzijde van de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht;
b. indien de streep zich bevindt tussen rijstroken dan wel op paden, voor verkeer in één richting: bestuurders mogen de streep niet overschrijden, tenzij tussen de bestuurder en de doorgetrokken streep een onderbroken streep is aangebracht.
2. Indien de streep zich bevindt tussen de naast de spitsstrook gelegen rijstroken en spitsstroken: bestuurders mogen de doorgetrokken streep overschrijden)
Het verdrijvingsvlak op de rijbaan
Voor het verdrijvingsvlak, ter aanduiding van een vermindering van het aantal rijstroken, wordt een vooraanduiding gegeven in de vorm van verdrijfpijlen op het wegdek voor het einde van een rijstrook, ongeacht de eventuele aanwezigheid van een bord L5.
(Artikel 77.1: Bestuurders mogen verdrijvingsvlakken en puntstukken niet gebruiken.
2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders een spitsstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert.
3. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer bestuurders rechtmatig een busbaan of busstrook volgen die een splitsing of samenvoeging van wegen, rijstroken of rijbanen passeert)
De stopstreep op de rijbaan
De stopstreep is bedoeld voor bestuurders.
(Artikel 79: Bestuurders moeten voor een voor hen bestemde stopstreep stoppen, indien stoppen op grond van dit besluit is verplicht)
Voor een verkeerslicht als bedoeld in de artikelen 68 tot en met 72 van het RVV 1990 en voor een bord B7 wordt een stopstreep aangebracht om duidelijk te maken op welke plaats door bestuurders gestopt dient te worden.
De breedte van de stopstreep die op het wegdek wordt aangebracht bij bord B7 bedraagt ten minste 0,30 m.
Haaientanden op de rijbaan
Haaientanden worden over het algemeen toegepast in combinatie met borden B3, B4, B5 en B6, maar hebben ook zonder deze borden een zelfstandige status als bedoeld in artikel 80.
(Artikel 80: haaientanden hebben de volgende betekenis: de bestuurders moeten voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg)
De toepassing van haaientanden met de betekenis, bedoeld in artikel 80 van het RVV 1990 (dus zonder bord B6 en eventueel tevens zonder een bord B3, B4, B5 op een kruisende weg) is beperkt tot:
- fietspaden en parallelwegen indien de aanwezigheid van één van deze borden verwarring zou kunnen geven voor andere bestuurder
- de ten opzichte van de doorgaande weg ondergeschikte zijtak van een T-kruispunt, doch uitsluitend indien het informele voorrangsgedrag overeenkomt met de voorrangsregeling.
Haaientanden worden aangebracht op de plaats waar bestuurders bij het verlenen van voorrang plegen te stoppen dan wel naar inzicht van de wegbeheerder dienen te stoppen.
Blokmarkering op de rijbaan
De blokmarkering, bedoeld in artikel 11.4 van het RVV 1990, is ten minste 20 m lang. De blokken bestaan uit witte rechthoekige markeringen.
(Artikel 11.4: bestuurders die zich rechts van een blokmarkering bevinden mogen bestuurders die zich links van deze markering bevinden rechts inhalen)
VOP op de rijbaan
Bij een voetgangersoversteekplaats (vop of zebra), wordt gehandeld zoals bedoeld in art. 49.2 van het RVV 1990.
(Artikel 49.2: bestuurders moeten voetgangers en bestuurders van een gehandicaptenvoertuig, die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, voor laten gaan)
Een zebra wordt slechts toegepast op wegen:
- Binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h of 50 km/h.
- Buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h mits de naderingssnelheid van minimaal 85% van de motorvoertuigen lager is dan 50 km/h.
Een voetgangersoversteekplaats of zebra bestaat uit een dwars op de weg-as aangebrachte markering met een breedte van ten minste 4 meter, bestaande uit witte strepen met een breedte en een tussenliggende afstand van 0,4 tot 0,6 m.
Bij een zebra wordt, behalve bij verkeerslichten, altijd bord L2 geplaatst.