Bocht achteruit - Bijzondere verrichting bij het examen
Bocht achteruit is een bijzondere verrichting. Het kan één van verrichtingen zijn, die je tijdens het afleggen van je praktijkexamen voor het rijbewijs B bij het CBR naar eigen inzicht uit moet kunnen voeren. Het is één van de verrichtingen, waarbij je de rijvaardigheid en voertuigbeheersing en je verkeersinzicht kunt tonen. Bocht achteruit wordt door velen als één van de lastigste bijzondere verrichtingen ervaren, omdat het insturen en het ronden van de bocht nauw luistert om goed recht uit te komen. Vraag om voldoende herhaling tijdens je rijlessen van deze oefening als jij dat ook zo ervaart. Heb je het -stap voor stap- een aantal keer uit kunnen voeren, dan moet het soepel kunnen verlopen.
Bocht achteruit - ronden van een bocht
Bij een bocht achteruit rijd je de auto achteruit een rechter bocht door. Voer de verrichting stapvoets, met slippende koppeling uit. Eventueel mag je een weinig gas bijgeven, maar bedenk dat je jezelf meer tijd van handelen en kijken geeft, als je de oefening rustig uitvoert. Dit geldt vooral vóór en tijdens het insturen van de bocht.
Handelingen en kijken bij bocht achteruit
Rijden met slippende koppeling zonder gas geven
Bij een auto met een dieselmotor kun je de auto over het algemeen rustig op de koppeling laten rollen, zonder dat je gas hoeft te geven. Bij een auto met een benzinemotor zal een weinig gas geven waarschijnlijk wel nodig zijn.
Bij het rijden op de koppeling laat je het koppelingspedaal rustig opkomen totdat de auto -rond het aangrijpingspunt- zal gaan rollen. Rolt de auto eenmaal goed op het stationair toerental, dan trap je koppeling weer geheel in en laat de auto rustig doorrollen. Voordat de auto vervolgens weer tot stilstand dreigt te komen, laat je het koppelingspedaal weer voorzichtig opkomen tot rond het aangrijpingspunt, zodat de auto rustig in beweging blijft. Deze wijze van op laten komen en intrappen van het koppelingspedaal herhaal je zo lang als nodig is om de opdracht uit te voeren.
(klik op de foto's voor een vergroting)
Bijzondere verrichting - Bocht achteruit
Aanvang bij bocht achteruit
- Wees er allereerst zeker van, dat je geen straat met éénrichtingsverkeer ingereden bent. Is dit niet het geval, dan breng je de auto ongeveer 5 á 10 meter na de bocht, plusminus 30 tot 50 cm. vanaf de stoeprand tot stilstand.
- Voor je dit doet, kijk je -vóór en tijdens het remmen- goed in je spiegels en maakt eventueel aan overige weggebruikers duidelijk kenbaar wat je gaat doen, door middel van een signaal met richtingaanwijzer, alarmlichten of oogcontact en gebaar.
- Zorg dat de auto/het stuur recht staat voordat je het bochtje achteruit aanvangt. Tijdens de bijzondere verrichting houd je de auto -zolang je het overige verkeer niet hindert- in beweging, dan zie en voel je het beste wat jij de auto laat doen en hoe de auto op je stuurgedrag reageert.
De uitvoering en het ronden van de bocht
Het insturen van de bocht
- Bij het achteruit rijden houd je de stoeprand (rechte lijn) in het midden van je achterruit aan als richtpunt en rijdt rustig achteruit, evenwijdig aan de stoeprand.
- Zodra de -na de bocht gelegen- rechte stoeprand van de zijstraat die je in wilt draaien in het achter zijraam van je rechter achterportier verschijnt, stuur je alvast één hele slag naar rechts.
- Stuur rustig en gelijkmatig en laat de auto tijdens het sturen doorrollen.
Ronden van de bocht
- Ben je ongeveer op de helft van de bocht, dan maak je de stuurbeweging naar rechts helemaal af (nog ongeveer een halve slag). Staat de auto bijna recht ten opzichte van de wegas, dan stuur je vlot anderhalve slag terug (naar links) totdat de auto weer recht achteruit rijdt.
- Handel vlot en kijk en ’voel’ wat de auto doet terwijl je de stuurhandelingen uitvoert.
Afronden van de bocht achteruit
- Bij het recht achteruit rijden houd je de stoeprand (rechte lijn) weer aan in het midden van je achterruit. Je kunt nu je rijlijn nog licht -rustig achteruit rijdend- corrigeren.
- Rijd vervolgens ongeveer 5 á 10 meter -evenwijdig aan de stoeprand- door in een rechte lijn, alvorens de auto tot stilstand te brengen. Probeer op eenzelfde afstand van de stoeprand uit te komen, dan de afstand bij aanvang van de oefening (30 á 50 cm. vanaf de trottoirband).
- Bij het wegrijden, na afronding van de oefening, geef je richting aan naar links, als je veilig kunt wegrijden (je gaat weer vanuit stilstand aan het verkeer deelnemen en dat geef je aan door middel van gebruik van de richtingaanwijzer) .
Kijken bij uitvoering van de bocht achteruit
- Je kijkt 'rondom' de auto vóór je de oefening begint (alle overige verkeer laat je bij uitvoering van een bijzondere verrichting of bijzondere manoeuvre voor gaan).
- Je schakelt pas in de achteruit versnelling, als zich geen verkeer kort achter de auto bevindt (schrikreacties door inschakelen van de witte achteruitrijlichten). Kijk dus eerst goed in je spiegels voor je besluit de achteruitversnelling in te leggen!
- Tijdens het rijden blijf je herhaaldelijk 'rondom' de auto kijken, vooral bij het insturen van de bocht (de neus van de auto zwenkt dan uit richting de andere weghelft, wat gevaar voor tegenliggers kan opleveren).
- Bij het ronden van de bocht kijk je wederom 'rondom' de auto, maar vooral ook achter de auto (indraaien van de zijstraat).
- Vervolgens kijk je ook bij het achteruit rijden weer goed en denkt daarbij ook om -door de bocht gelegen- obstakels en dergelijke.
- Bij het wegrijden kijk je in de binnenspiegel, vóór de auto, in je linker buitenspiegel en over je linker schouder, om te zien of je weer veilig aan het verkeer kunt deelnemen.
- Na wegrijden pas je een nacontrole in de spiegels toe.
Lees verder