Vakparkeren achteruit - Bijzondere verrichting rijles

Het achteruit parkeren in een parkeervak is één van de bijzondere verrichtingen die je bij het praktijkexamen voor het rijbewijs B (personenauto) bij het CBR uit zal moeten kunnen voeren. Maar, ook na het behalen van het rijbewijs zul je geregeld in een vak moeten kunnen parkeren. In de meeste, recent gebouwde woonwijken en bij winkelcentra is het vakparkeren een vaardigheid die je veelvuldig zal moeten toepassen om de auto te kunnen parkeren. Het vlot en veilig kunnen uitvoeren van het vakparkeren is hierbij van belang. Welke wijze van handelen wordt er tijdens de uitvoering van deze bijzondere verrichting tijdens het rij-examen van je verlangd én wat is het passende kijkgedrag hierbij?

Vakparkeren achteruit - Bijzondere verrichting

Bij de bijzondere verrichting vakparkeren stuur je de auto achteruit in een parkeervak, midden tussen de witte belijning en/of groenstrook of trottoirband. Het achteruit inparkeren of vakparkeren verdient de voorkeur, omdat je hierbij minder ruimte nodig hebt dan wanneer je dit vooruit zou doen. Je stuurt met de voorwielen, waarbij de achterwielen nauwelijks draaien.

Voordeel achteruit parkeren

• Bij aan komen rijden neem je actief aan het verkeer deel en bent jezelf bewust van de aanwezigheid van het verkeer "rondom".
• Bij het -later- vooruit wegrijden om weer aan het verkeer deel te nemen, heb je een beter zicht vóór de auto en kun je weg makkelijker vervolgen.

Overig verkeer voor laten gaan

Voor en tijdens het uitvoeren van een bijzondere verrichting of een bijzondere manoeuvre moet je al het overige verkeer voor laten gaan en mag je de doorstroming niet in gevaar brengen. Al het overige verkeer houd in: bestuurders en voetgangers!

Het vakparkeren

De oefening wordt stapvoets, met slippende koppeling uitgevoerd. Stuur niet ‘droog’, maar pas als de auto in beweging is. Dit is enerzijds beter voor de stuurinrichting van de auto (minder slijtage) en anderzijds zie en voel je beter wat de auto doet en welke richting de auto uit rolt.

Aan komen rijden bij parkeervakken

• Bij aan komen rijden, rijd je drie vakken voorbij het parkeervak dat je gekozen hebt om in te sturen.
• Je stop met je rechter buitenspiegel ter hoogte van het begin van het vierde vak.
• Concentreer je niet te veel op het tellen van de vakken, maar blijf ondertussen goed op het verkeer rondom de auto letten.

Stoppen bij een parkeervak

• Breng de auto, met rechtstaande wielen, tot stilstand, 3 vakken voorbij het parkeervak waar je wilt gaan insturen.
• Houd hierbij een afstand aan van ongeveer één meter vanaf de parkeervakken (is ruim een portier breedte van de auto).
• Deze afstand houd je aan, omdat je dan over het algemeen voldoende ruimte hebt om langs de reeds geparkeerde auto’s heen te sturen.

Achteruit insturen in het parkeervak

• Schakel in de achteruit versnelling en zet de auto rustig in beweging.
• Het vak waar je in wilt parkeren stel je op vak 1.
• Je stuurt zodra de auto in beweging komt anderhalve slag naar rechts (is de volledige stuuruitslag als de wielen recht staan), op het moment dat de grenslijn tussen parkeervak 3 en 4 in je rechter voorportierraam verschijnt. (dit is even zoeken, want dit punt is mede afhankelijk van je zitpositie, lengte, houding achter het stuur).
• Je stuurgedrag blijft gedurende de uitvoering van de gehele oefening rustig en vloeiend, evenals de snelheid van de auto.

Terugsturen in het parkeervak

• Vóórdat de neus van de auto bijna haaks op de wegas staat, stuur je vlot en soepel anderhalve slag terug, zodat de wielen van de auto weer rechtuit komen, je stuur recht komt en de auto vervolgens recht achteruit het vak in rijdt.
• Kijk om je heen om je te oriënteren of je de juiste rijlijn aanhoudt en corrigeer zo nodig licht en rustig, gun jezelf de tijd te handelen. Dus: kijk en voel wat de auto doet!

Het vakparkeren afronden

• Houd er rekening mee dat de auto niet te ver naar achteren rolt. Meestal is er voor de afwatering rond bestraat, de zogenaamde tonronding, waardoor je op een licht hellend vlak kunt staat.
• Zet de auto op tijd stil, zonder de stoeprand te raken, maar zorg wel dat de auto volledig en zo veel mogelijk achter in het parkeervak staat.

Wegrijden uit het parkeervak

• Bij het wegrijden uit het parkeervak, geef je richting aan (rechts of links, afhankelijk van de instructie) en stuurt pas als de buitenspiegels van de auto gelijk zijn aan het begin van het parkeervak. Op deze wijze stuur je weer netjes met een geleidelijke bocht om andere geparkeerde voertuigen of obstakels heen.
• Let goed op je rijlijn en corrigeer zo nodig. Stuur zodanig, dat je zoveel mogelijk op je eigen weghelft uitkomt en mogelijke tegenliggers niet hindert.

Kijkgedrag tijdens het vakparkeren

• Houd allereerst in gedachte, dat je tijdens de uitvoering al het overige verkeer (dus ook voetgangers) voor moet laten gaan en het overige verkeer niet onnodig mag hinderen. Dit voor laten gaan geldt tijdens de gehele uitvoering, met uitzondering vanaf het moment dat je de auto naar achteren in het parkeervak laat rollen. Vanaf dit moment maak je de weg juist vrij.
• Bij aan komen rijden en stoppen: vóór en tijdens het remmen in binnenspiegel en buitenspiegel(s) kijken met oog op achterop komend verkeer. Zorg dat je duidelijk bent en geef als dit wenselijk is een signaal met remlicht, knipperlicht of alarmlichten
• Vóór aanvang van de oefening kijk je 'rondom' de auto . Dit betekent: binnenspiegel, vóór de auto, buitenspiegel(s), over de schouder(s) en achter de auto
• Vóórdat je de achteruitversnelling inschakelt kijk je in de binnenspiegel. Bij aankomend verkeer achter de auto wacht je nog even met inschakelen. Bij inschakelen gaan je witte achteruitrijlampen branden en dit kan tot schrikreacties leiden van achteropkomend verkeer, omdat ze zouden kunnen vermoeden dat je direct gaat rijden.
• Tijdens de uitvoering van de oefening meerdere keren 'rondom' de auto kijken, vooral bij stuurbewegingen (de neus van de auto zwaait uit - tegenliggers!). Je kijkt dan de kant, tegenovergesteld aan de stuurbeweging op. Dus: rechts insturen = links kijken.
• Bij het insturen in het parkeervak kijk je weer 'rondom', maar vooral ook achter de auto. Er bevinden zich mogelijk winkelende mensen, voetgangers, spelende kinderen achter de auto
• Voor en tijdens het wegrijden; kijk goed voor de auto en links (eerste gevaar) en rechts om te kunnen bepalen of je het parkeervak weer veilig uit kunt sturen
• Na het wegrijden doe je zodra je weer recht op je eigen weghelft rijdt de na-controle in je spiegels; je bevindt je tenslotte weer in een nieuwe verkeerssituatie, waarvan je jezelf direct weer op te hoogte moet stellen

Lees verder

• Bocht achteruit - Bijzondere verrichting bij het examen
• File parkeren - Bijzondere verrichting bij het examen
• De hellingproef - Bijzondere verrichting bij het examen
• Straatje keren of steken - Bijzondere verrichting
• Bijzondere manoeuvres bij het rij-examen CBR