Rijles - Waarschuwingslampjes en symbolen op het dashboard

Controlelampjes - Waarschuwingslampjes in de auto
Voor het afleggen van het rijexamen bij het CBR moet je de functies van de controlelampjes op het dashboard kennen en weten hoe je moet handelen als er onregelmatigheden optreden. Als er controlelampjes op het dashboard van de auto gaan branden, heeft dit altijd een functie. Is het ene lampje een indicatie om voor onderhoud naar de garage te gaan, bij een ander lampje dat oplicht, kan het betekenen dat doorrijden ernstig gevaar voor de motor of voor de veiligheid oplevert.Oplichten lampje/symbool op het dashboard
Mocht er een instructieboekje of handleiding in de auto aanwezig zijn, dan is de functie of de waarschuwing van het symbool te achterhalen. Als er een symbool van een controlelampje tijdens het rijden oplicht of blijft branden, kun je over het algemeen stellen dat:
- Rood: altijd zo veilig mogelijk direct stoppen en actie ondernemen (hulpdienst, garage).
- Oranje: meestal kun je nu nog doorrijden, maar is het verstandig zo snel mogelijk actie te ondernemen om het euvel te (laten) verhelpen (garage)
Lampjes - symbolen op het dashboard
![]() Bij oplichten tijdens het rijden: te laag remvloeistof niveau, of (nog) aangetrokken handrem. | ![]() Bij oplichten tijdens het rijden: te lage motoroliedruk of een te gering oliepeil. |
![]() Bij oplichten tijdens het rijden: accu wordt niet voldoende opgeladen. | ![]() Bij oplichten tijdens het rijden: storing airbaig. |
![]() Bij oplichten: niet omgelegde veiligheidsgordel voor jezelf of eventuele passagier(s). | ![]() Bij oplichten tijdens het rijden: een te hoge koelvloeistof-/motortemperatuur. |
![]() Indicatie richtingaanwijzer/richting aangeven rechts of links. | ![]() Controlelampje dimlicht. Dimlicht wordt gevoerd bij dag als het zicht ernstig wordt belemmerd en bij nacht. |
![]() Controlelampje groot licht. Het voeren van groot licht is niet toegestaan bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker en bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig. | ![]() Controlelampje mistachterlicht. Mistachterlicht mag gevoerd worden bij mist of sneeuwval, die het zicht beperkt tot een afstand van minder dan 50 meter. |
![]() Controlelampje mistlicht voor. Mag gevoerd worden bij regen, sneeuwval of mist, die het zicht ernstig belemmerd. | ![]() Bij oplichten tijdens het rijden: storing ABS. Anti-blokkering-systeem zorgt dat de wielen niet blokkeren bij krachtig remmen. |
![]() Bij oplichten tijdens het rijden: storing motormanagement. | ![]() Controlelampje snelheidsregelaar. Bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal zal de cruise-control zich automatisch uitschakelen. |
![]() Bij kort oplichten inschakelen contact: airbag passagierszijde uitgeschakeld. | ![]() Bij oplichten brandstoftank bijna leeg/reserve-niveau. |
Extra veiligheidsvoorzieningen in de auto
Voor de veiligheid in en om de auto kan het raadzaam zijn -ingeval van pech of ongeval- bij je te hebben:- Gevarendriehoek. Over het algemeen is gebruik van de waarschuwende alarmlichten voldoende bij pech met de auto. Echter, sta je bij pech kort na een scherpe, onoverzichtelijk bocht of kort over een steile helling waarbij je onvoldoende zichtbaar bent voor de overige weggebruikers, dan is plaatsing van een gevarendriehoek verplicht.
- De meest voorkomende reservelampjes.
- Verbandtrommel.
- Motorolie.
- Sleepkabel.
- Brandblusser.
- Noodverlichting
- Reflecterend hesje