Autorijles - Autosnelweg het invoegen en uitrijden
Regels en gedrag bij naderen van én rijden op de autosnelweg. Invoegen en uitrijden of uitvoegen op de autosnelweg zul je bij verplaatsing over de weg vaak uit moeten voeren. Bij nadering van een autosnelweg is het belangrijk ongeveer eenzelfde snelheid te kiezen als de bestuurders die zich op de doorgaande rijbaan (is de autosnelweg) bevinden. Heb je bij aan komen rijden op de invoegstrook de snelheid goed afgestemd op het overige verkeer, toon je een actief en goed kijkgedrag, neem je de juiste beslissingen en handel je vlot, dan hoeft het invoegen en uitrijden op de autosnelweg geen problemen te geven.
Autosnelweg
In het RVV staat het begrip autosnelweg als volgt omschreven:
- Autosnelweg: weg, aangeduid door bord G1 van bijlage 1 (verkeersborden).
- Langs autosnelwegen gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen maken geen deel van de autosnelweg uit.
Autosnelwegen zijn veilige wegen
Autosnelwegen zijn in principe de veiligste wegen, waar -tenzij anders aangegeven- maximaal 130 kilometer per uur gereden mag worden. Alle bestuurders rijden op een autosnelweg met een min of meer gelijke snelheid in dezelfde rijrichting. Kruisende weggebruikers en/of verkeerslichten hoef je niet te verwachten.
Gebruik van de autosnelweg
Het gebruik van de autosnelweg is slechts toegestaan voor bestuurders, die met hun motorvoertuig harder dan 60 kilometer per uur
kunnen en mogen rijden. Een minimumsnelheid kennen we op autosnelwegen niet. Wel is het zo dat je geacht wordt met de verkeersstroom mee te rijden en overige bestuurders niet te hinderen of in gevaar te brengen bij gebruik van de autosnelweg. Het rijden op de autosnelweg moet je echter niet onderschatten. Omdat de snelheid over het algemeen hoog ligt, zijn de gevolgen bij aanrijdingen of slippen vaak wel groot. Ook het gebrek aan variatie op de autosnelweg is een aandachtspunt (eentonigheid, vermoeidheid).
Verbodsbepaling autosnelwegen
Artikel 43 van het RVV:
- Het is de bestuurder verboden op een autosnelweg of autoweg hun voertuig te keren of achteruit te rijden.
- Het is de bestuurder voorts verboden op de rijbaan van een autosnelweg of autoweg hun voertuig te laten stilstaan.
- Behoudens in noodgevallen is het de weggebruikers verboden op een autosnelweg of autoweg gebruik te maken van de vluchtstrook of de berm.
- Op een autosnelweg is het bestuurders van een samenstel van voertuigen met een totale lengte van meer dan 7 meter én van een vrachtauto, verboden op een rijbaan met drie of meer rijstroken, enig andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken te gebruiken. Het verbod geldt niet voor het geval zij moeten voorsorteren.
Kijkgedrag bij het Invoegen op de autosnelweg
Kies bij nadering van de autosnelweg -als er meerdere rijstroken zijn- op tijd de juiste rijstrook, kijk voldoende ver vooruit -op de bewegwijzeringsborden- en handel vlot en veilig. Let bij een rijstrookverplaatsing goed op overige bestuurders vóór, naast en achter je (spiegels, schouder) en geef richting aan voordat je een zijdelingse verplaatsing of rijstrookwisseling inzet. Kijk tijdens het aankomen rijden reeds een paar maal links naast je op de doorgaande rijbaan (is de autosnelweg), zodat je de juiste en meest logische plek om in te voegen alvast voor jezelf kunt kiezen/bepalen. Blijf vóór je kijken, maar ook goed in de binnenspiegel en linker buitenspiegel met oog op achteropkomende bestuurders en maak voor het invoegen voldoende snelheid, om bij de -vooraf bepaalde- plek in te kunnen voegen. Wijzigt de verkeerssituatie op de doorgaande rijbaan, dan maak je een nieuw plan! Herhaal het kijken, totdat je er van overtuigd bent dat je de ruimte en snelheid hebt/krijgt om veilig te kunnen invoegen op de doorgaande rijbaan. Benut de ruimte van de invoegstrook over een zo groot mogelijke lengte, dit geeft je tevens meer tijd om je moment van handelen te kiezen.
De dode hoek
Heb je meerdere keren goed in je binnenspiegel en linker buitenspiegel en (links) naast de auto gekeken, dan is slechts een weinig, maar nadrukkelijk kijken, evenwijdig aan je linker schouder voldoende om te bepalen of je veilig kunt invoegen (‘dode hoek’). Nu pas geef je richting aan en voegt in. Kijk niet om, want dan bestaat de kans dat je de auto niet mooi op koers houdt, omdat je bij het omkijken je bovenlichaam draait en mogelijk je stuur 'meeneemt'.
Zijdelingse verplaatsing bij het invoegen
Let vóór en tijdens de zijdelingse verplaatsen bij het invoegen ook nogmaals goed op bestuurders voor je en achter je (deze hebben mogelijk haast en laten je niet voorgaan). Nadat je hebt ingevoegd kijk je weer goed in je spiegels, zodat je op de hoogte bent van de nieuwe verkeerssituatie/verkeersstroom; de na-controle! Uiteraard kijk je ook weer goed vóór je en neemt direct minimaal de 2-seconden-regel in acht. Beter is het veelal 3 á 4 seconden volgafstand aan te houden. Doe je dit, dan geef je jezelf veel meer tijd op het gedrag van anderen te reageren. Rijdend kijk je -zoals altijd bij deelname aan het verkeer- iedere 5 á 8 seconden in je linker buitenspiegel en vooral je binnenspiegel. In je binnenspiegel zie je namelijk een breder deel van de weg naast en achter het voertuig dan in je buitenspiegel.
Het invoegen verloopt meestal naar links. In een enkel geval zal het naar rechts moeten gebeuren. De procedure blijft uiteraard hetzelfde, alleen zal je dan voor rechts, links moeten lezen en andersom.
Virtueel invoegen met Google Maps
Stap voor stap informatie die je kunt krijgen bij aan komen rijden en het
invoegen op de autosnelweg..
Kijkgedrag en uitrijden of uitvoegen op de autosnelweg
Kies, als je de autosnelweg wilt verlaten, tijdig de meest rechts gelegen rijstrook. De bewegwijzeringsborden geven ruim van te voren de afslag aan. Meestal op een afstand van 1200 meter, met een herhaling op 900, 600 en 300 meter. Voor je uitrijdt kijk je goed in je spiegels en let hierbij ook op bestuurders links van je, die nog net even vóór je langs willen om uit te voegen. Ongeveer 300 meter van te voren geef je richting aan en rijdt vervolgens in een vloeiende lijn de uitrijstrook op; kijk hierbij in de ‘dode hoek’ rechts van je. Dit is tevens pas het moment dat je snelheid uit de auto haalt en eventueel (bij)remt. Let ook op voertuigen die zich naast je op de vluchtstrook kunnen bevinden. Denk bijvoorbeeld aan voorrangsvoertuigen of hulpdiensten die vanaf de vluchtstrook de uitvoegstrook overrijden. Herhaal het kijkgedrag zo vaak als de verkeersdrukte vereist.
Snelheid bij het uitrijden of uitvoegen van de autosnelweg
Blijf tijdens en na het uitrijden goed in de spiegels kijken (na-controle) en wees bedacht op snelheidsverschillen. De één zal bij het uitrijden eerder de snelheid uit de auto halen dan de ander. Je richtingaanwijzer zet je neutraal, daar waar de dubbele belijning en het witte puntvlak begint. Daarna maak je door middel van de richtingaanwijzer je -eventuele- nieuwe keuze/volgende stap weer direct kenbaar (afslaan?). Kijk ook rechts van je of op het uitrijden, in jouw rijrichting een (scherpe) bocht volgt, zodat je tijdig je rijsnelheid hier op aan kunt passen.
Weven op de autosnelweg
Bij weven op een gecombineerde invoegstrook/uitrijstrook op de autosnelweg geldt dat bestuurders elkaar vóór moeten laten gaan. Je voert namelijk beide een zijdelingse verplaatsing oftewel een bijzondere manoeuvre uit. Het vóór laten gaan van uitvoegende bestuurders verdient in deze verkeerssituatie de voorkeur, omdat uitvoegende bestuurders veelal hogere snelheden hebben dan invoegende bestuurders en op deze wijze de doorstroming op de doorgaande rijbaan zo min mogelijk belemmerd wordt.
Kijk goed bij aan komen rijden op een gecombineerde invoeg-/uitrijstrook, pas je snelheid aan op die van de overige bestuurders en kies ook hier alvast tijdig je plaats waar je denk te kunnen gaan handelen. Pas het kijken in de autospiegels en het kijkgedrag toe als eerder beschreven en let vooral goed op bestuurders links of rechts naast je, vóór je en het gedrag van degenen achter je.
Let bij weven op een gecombineerde invoegstrook/uitrijstrook extra op
- Wisselende snelheden tussen de voertuigen onderling.
- Wijfelend gedrag bij het kiezen van de juiste plaats van handelen.
- Bestuurders die haast hebben en nét nog even voorlangs willen.
Meest gemaakte fouten bij invoegen op de autosnelweg
- Te laat beginnen met waarnemen en het opnemen van de totale verkeerssituatie.
- Achterom kijken (over de linkerschouder) op de invoegstrook en daarbij de auto onbewust naar links meenemen/sturen.
- Te langdurig en te gefixeerd observeren van het verkeer op de doorgaande rijbaan.
- De lengte van de invoegstrook onvoldoende gebruiken om de juiste snelheid te maken.
- Te lang doorrijden op de invoegstrook zonder in te voegen, zodat remmen noodzakelijk wordt.
- Te veel dingen tegelijk moeten doen in een kort tijdsbestek. (zie eerste opmerking)
- Vergeten van de dode hoek voor een zijdelingse verplaatsing.
Meest gemaakte fouten bij uitrijden/uitvoegen op de autosnelweg
- Niet of laat signaleren van de bewegwijzeringsborden die de afstand tot de afslag aangeven.
- Te laat beginnen met de voorbereidingen.
- Niet op tijd naar de rechterrijstrook gaan.
- Te vroeg snelheid verminderen of onnodig vertragen door te remmen op de doorgaande rijbaan.
- Te laat snelheid verminderen en vervolgens op de uitrijstrook te hard moeten remmen.
- Vergeten in de dode hoek te kijken. (vluchtstrook)
- Onvoldoende ver vooruit kijken zodat een mogelijke scherpe bocht niet tijdig wordt gesignaleerd.