Gevaarherkenning: remmen, gas loslaten of niets doen
Sinds 1 maart 2008 is gevaarherkenning een verplicht onderdeel bij het theorie-examen. Je krijgt 25 vragen over uiteenlopende verkeerssituaties, waarvan je meer dan de helft goed moet beantwoorden. Bij deze vragen heb je drie mogelijkheden: remmen, gas loslaten of niets doen. In welke situaties moet je remmen, het gas loslaten of juist niets doen?
Gevaarherkenning
Gevaarherkenning is het proces van het tijdig opmerken, herkennen en voorspellen van potentieel gevaarlijke situaties. Het onderdeel gevaarherkenning bestaat uit 25 vragen die niet worden voorgelezen. Er zijn slechts drie antwoorden mogelijk: remmen, gas loslaten of niets doen, afhankelijk van de situatie. Van de 25 vragen moet je er minstens 13 goed hebben om voor dit onderdeel te kunnen slagen. Voor iedere vraag heb je acht seconden de tijd om deze te lezen en te beantwoorden. Dat lijkt kort, maar in het verkeer moet je vaak ook in een fractie van een seconde reageren op de situatie.
Remmen, gas loslaten of niets doen
- A. Remmen. Flink snelheid verminderen of zelfs geheel stoppen.
- B. Gas loslaten. Snelheid minderen en voorbereid zijn op een andere keuze.
- C. Niets. Door blijven rijden met dezelfde snelheid.
Tips voor gevaarherkenning
Waar de andere vragen uit het theorie-examen vooral feitelijke kennis toetsen, doet gevaarherkenning een beroep op je verkeersinzicht en is dit onderdeel meer praktisch van aard. Dat maakt dat het ook lastiger is om voor te bereiden. Toch zijn er wel enkele aandachtspunten waar je rekening mee dient te houden bij vragen over gevaarherkenning.
- Pas de geldende verkeersregels toe. Verkeerstekens, borden en markeringen zijn allemaal aanwijzingen.
- Houd ook rekening met weersomstandigheden. Zo geldt bij dichte mist de regel 'halveer uw snelheid, verdubbel uw afstand'.
- Let ook op de conditie van de weg. Is het glad door regenval of ijzel? Of is er niets aan de hand?
- Vergeet niet om te kijken wat het verkeersbeeld is dat wordt geprojecteerd in de achteruitkijkspiegel. Als er een grote vrachtwagen achter je rijdt, kan het levensgevaarlijk te zijn om te vroeg en te abrupt af te remmen.
Remmen, gas loslaten of niets
A. Remmen
Je moet bijna altijd remmen als het volgende verkeersbeeld zich voordoet:
- Zwakke of instabiele weggebruikers. Denk bijvoorbeeld aan fietsers.
- Smalle wegen en tegenliggers.
- Stremming of obstakels op de rijbaan. Dat kan zijn in de vorm van een geparkeerde auto, maar ook zwervend vuil kan de doorstroming belemmeren.
- Slechte conditie op de weg,, bijvoorbeeld door ijzel.
- Inhalen en tegenliggers
- Onoverzichtelijke en gevaarlijke kruispunten.
- Onoverzichtelijke of scherpe bochten
- Drukke (winkel)gebieden, nabijheid van scholen e.d.
- Ontstaan van stremming of file
- Grote snelheidsverschillen tussen bestuurders onderling
- Slechte weersomstandigheden
B. Gas loslaten
In de volgende situaties kies je voor optie B: gas loslaten.
- Als je de verkeerssituatie niet goed vertrouwd, maar deze wel goed kunt overzien.
- Als de verkeerssituatie geen direct gevaar oplevert.
- Als je al in aangepaste snelheid rijdt voor de verkeerssituatie
Niets doen
Het is niet altijd nodig om in te grijpen. Hoewel je altijd alert bent als bestuurder, kies je er toch voor om in sommige gevallen 'niets' te doen. Dat houdt in dat je met dezelfde snelheid blijft doorrijden. Je kiest voor optie C in de volgende situaties:
- De situatie is goed te overzien.
- Je hebt geen direct gevaar te verwachten in de gegeven verkeerssituatie.
- Je hebt voldoende ruimte op de weg om je actie uit te voeren. (bijvoorbeeld inhalen, zijlingse verplaatsing)
- De snelheidsverschillen tussen bestuurders onderling zijn niet al te groot.