De scheepsgeschiedenis
De eerste schepen waren waarschijnlijk niet meer dan drijvende boomstammen. Maar al meer dan 40.000 jaar geleden was de mens in staat uit boomstammen eenvoudige vaartuigjes te bouwen. Vermoedelijk hebben ze toen ook geleerd hoe deze bootjes moesten worden voortbewogen en bestuurd, eerst met de handen en later met pedalen en roeiriemen. Toch bestonden er al meer dan 6000 jaar geleden zeewaardige boten.
Geschiedenis
Ze kwamen voor in verschillende landen van het Nabije Oosten: het tegenwoordige Iran, Irak, Syrië en Egypte. Omstreeks 4000 jaar v. Chr. Werden er schepen gebouwd van ongeveer 100 meter lang. Ze werden voortbewogen door middel van zeilen of door lange rijen roeiers die riemen met lange bladen gebruikten.
Rond het jaar 1000 kenden de Arabieren het ‘latijnzeil’ (een driehoekig ‘emmer’-zeil), Waardoor het voor het eerst mogelijk was dwars op de wind te varen en te laveren.
Van de Romeinse tijd tot de 18e eeuw kende men twee soorten grote schepen. De ene soort werd gevormd door de galeien, die meestal door slaven of veroordeelden misdadigers geroeid werden. De galeien waren lang (zodat er veel roeiers achter elkaar konden zitten), maar in verhouding tot hun lengte betrekkelijk smal.
De andere soort bestond uit dikbuikige handelschepen met zeilen en een of meer masten. Dikwijls hadden ze een opvallend hoge achtersteven, waar vanaf het schip verdedigd kon worden als het schip werd aangevallen. Over het algemeen gold dat hoe groter het schip was, des te groter ook het benodigde aantal riemen of het zeiloppervlak.
Het zeilen van de grote schepen vergde een omvangrijke bemanning. De grootste barken met twee of drie masten en met wel vijf of zes boven elkaar aangebrachte zeilen overdwars, hadden dikwijls 300 man nodig om de zeilen doeltreffend te bedienen, afhankelijk van de kracht van de wind.
Na omstreeks 1820 begon de scheepsmotor een mededinger van de zeilen te worden. Ook begon men toen in de scheepsbouw ijzer te gebruiken in plaats van hout. De concurrentie van het ijzeren stoomschip dwong tot het aanbrengen van wijzingen in de bouw van de zeilschepen. Deze veranderingen leidden omstreeks 1850 tot de bouw van de slanke klipperschepen met een scherpe, drie masten met zeilen en een ijzeren romp. Inmiddels waren door het optreden van marinevaartuigen de zeerovers verdwenen. Daardoor werd het verhoogde achterdek van de schepen overbodig.
In 1959 werd het eerste vrachtschip dat door kernenergie werd voortbewogen, tewater gelaten. Hoewel deze aandrijving technisch mogelijk is gebleken, is ze economisch nooit levensvatbaar geweest. In het laatst van de 70-er jaren zijn onderzoekingen gedaan naar de mogelijkheden van door kernenergie voorbewogen zonder grote bulkcarriers (vaartuigen voor onverpakte lading). Veel verder is men er nog niet mee gegaan. Denkbaar is echter dat stijging van de olieprijzen zal dwingen tot de vervolmaking van kern-energie-motoren.
Lees verder