Het Ruiterbewijs (rijbewijs voor de recreatieruiter)

Verkeersmak
Lang voordat er gemotoriseerd vervoer bestond reden paarden op de wegen in Nederland. Met de opmars van de auto zijn paarden langzaam uit het straatbeeld verdwenen. De functie van het paard verschoof van vervoersmiddel naar recreatief en sportmiddel. Toch rijden er vooral in de zomermaanden, heel wat ruiters met hun paard op de openbare weg. Dit kan voor spannende situaties zorgen in het verkeer. Paarden worden niet verkeersmak geboren, daar moeten ze voor worden getraind. Dat betekent dat paarden rustig moeten leren wennen aan verkeer. Van een vluchtdier verlangen dat het zijn instinct negeert vergt geduld en rust. Daarnaast dienen andere weggebruikers kennis te hebben van de reacties van een paard waardoor zij beter kunnen anticiperen op een paard op de openbare weg.Het Ruiterbewijs
Een Ruiterbewijs kan worden gezien als een rijbewijs voor ruiters. In tegenstelling tot een regulier rijbewijs, is een Ruiterbewijs niet verplicht. Toch dienen alle ruiters die zich op de openbare weg bevinden kennis te hebben van de regelgeving in het verkeer. De Stichting Rijvaardigheidsbewijzen Recreatieruiter Nederland (SRR Nederland) geeft deze ruiterbewijzen af. Door het behalen van het Ruiterbewijs draag je als ruiter bij aan het veiliger uitoefenen van de paardensport en versterk je de positie van de recreatieruiter in Nederland.Van een ruiter met het Ruiterbewijs op zak mag je het volgende verwachten:
Het examen
Het examen voor het Ruiterbewijs bestaat uit twee gedeeltes, een theorie-examen en een praktijkexamen.Het theorie-examen kan worden voorbereid door middel van een lesboek en oefenvragen op de website van de SRR. Het theorie-examen bestaat uit 35 vragen die gemaakt moeten worden binnen 50 minuten. De kandidaat moet minimaal 28 vragen goed hebben om te slagen voor het theoriegedeelte.
Het praktijkexamen bestaat uit een rijproef en een verkeersrit. De rijproef wordt afgelegd op een buitenterrein van tenminste 3000 vierkante meter, met maximaal tien deelnemers tegelijk. De volgende toetsingsonderdelen moeten worden getoond: op- en afstijgen, het been optillen, stap, draf en galop zowel individueel als in de groep, doorzitten en lichtrijden, met één hand rijden, draven zonder beugels, verlichte zit, door een smalle doorgang rijden en enkele keren vanuit galop een oxer van 50 cm breed en 60 cm hoog springen. De verkeersrit wordt in tweetallen gereden, waarbij de voorste ruiter steeds moet worden afgewisseld. De rit voert door de bebouwde kom en moet, waar mogelijk, in draf worden verreden. Aandachtspunten zijn: het richting aangeven, omkijken, rekening houden met andere weggebruikers en het op elkaar letten.
Extra regelingen
Ook voor westernruiters is het mogelijk om het ruiterbewijs te halen. Voor hen gelden er enkele aanvullende regels. Zij mogen met een snaffle rijden, dienen ook een cap te dragen en de te springen hindernis is verlaagd naar een oxer van 40cm hoog en 40cm breed. Voor gangenpaarden zijn er minder wijzigingen nodig. Alle regulieren eisen gelden voor deze combinaties, maar wanneer zij geen draf kunnen tonen op het betreffende paard mag er van paard worden gewisseld.Het is sinds kort toegestaan om het examen af te nemen met een bitloos hoofdstel.