Citroën 2CV, maar meer de lelijke eend
De lelijke eend is een auto van Citroën. Deze auto is vandaag de dag nog steeds een bekend gezicht op de weg. Tussen 1948 en 1990 zijn er 5 miljoen eenden gemaakt.
De geschiedenis
De geschiedenis van deze markante auto begon met de plannen van Citroën om een auto te maken voor het platteland. In de tijd dat dit plan gemaakt werd; 1935 waren er heel veel wegen onbestraat en dus vaak van slechte kwaliteit. De auto kreeg een duidelijk doel; hij moest afgestemd worden op dingen die een boer zoal vervoerd. Omdat hij voor de platteland omgeving ontworpen was hoefde hij niet luxe te zijn en moest hij makkelijk te onderhouden zijn. De ontwerp-eisen waren dat hij onder andere twee boeren en een zak aardappels, een boer en een schaap of een boer met een vat wijn moest kunnen vervoeren. Verder bestond het eisenpakket natuurlijk uit dat hij een laag verbruik moest hebben, goedkoop moest zijn en betrouwbaar. Echter de meest uitdagendste was die dat er een doos eieren door een omgeploegd veld mee moest kunnen worden vervoerd zonder dat ze kapot gingen.
De auto zou oorspronkelijk in 1939 gelanceerd worden op een autosalon, maar door de oorlog is dat plan gestaakt. Na de oorlog werden technieken die oorspronkelijk voor militaire doeleinden ontworpen waren ook in de auto toegepast. Het ontwerp werd verder heel veel op gewijzigd. De eerste proefserie werd gemaakt, en om de technieken te testen kregen groepen dierenartsen een auto, omdat zij immers overal en nergens en op de meest slechte wegen kwamen. Deze auto's waren overigens wel spartaans uitgerust. Uiteindelijk werd de auto voor het publiek gepresenteerd in 1948. Bij de introductie kreeg de auto al de geuzennaam de
lelijke eend aangemeten door een journalist die de auto een misbaksel vond. De reden dat hij hem zo noemde was omdat Citroën rond die tijd een zwaan als beeldmerk gebruikte.
Na de introductie waren de boeren in Frankrijk heel erg te spreken op de auto, waardoor er een wachttijd van jaren ontstond. De auto werd een groot succes in Frankrijk, ondanks de beperkte doelgroep van platteland en dienstverleners. Hierdoor werd de eend pas in 1952 naar het buitenland geëxporteerd. Overigens kreeg Nederland de eer om het eerste exportland te zijn. De eerste jaren verkocht hij overigens slecht, maar later gingen ook in Nederland de verkoopcijfers snel omhoog.
In de landen waar de auto later ook verkrijgbaar werd kwamen dezelfde verkoopcijfers als Nederland voor. Later, rond de zeventiger jaren raakte het model verouderd, maar werd nog steeds wel geproduceerd. Immers was het platteland, de mensen die tegen minimale kosten in een auto wilden rijden en de mensen voor wie de lelijke eend een cultstatus heeft nog steeds een grote afzetmarkt. De laatste 2CV rolde in 1990 van de band.
Er zijn bij Citroën plannen om de lelijke eend, alhoewel hun het over de 2CV hebben, een nieuw leven in te blazen zoals gedaan is met de Volkswagen kever. De plannen zijn verwacht voor 2009.
De auto
De eerste lelijke eend was uitgerust met een 375 cc 2 cilinder 4 takt luchtgekoeld motor. Het motor-ontwerp is in grote lijnen hetzelfde gebleven, het motorvermogen is wel opgeschroefd. Het vermogen ging van 8pk naar 30pk. Hierdoor kan de auto vandaag de dag nog redelijk op de snelweg verschijnen, omdat zijn maximumsnelheid 120 kilometer per uur is. (Of het verstandig is is de tweede vraag, want de eend trekt niet snel op en andere automobilisten zijn erg op inhalen gedreven als ze een lelijke eend zien.) Ook is het formaat van de auto, en daarmee het laadvermogen in de loop der tijd opgevoerd.
Wat verder heel afwijkend is bij de lelijke eend is de versnellingspook. Deze zit namelijk in tegenstelling bij alle andere auto's aan het dashboard. Ook verschilt de plek van de versnellingen. Vanwege de oude techniek gaat het schakelen makkelijk, behalve van naar de 2 naar 1. De eerste versnelling loopt niet synchroon, wat er voor zorgt dat je eigenlijk stil moet staan om de eerste versnelling te gebruikten. Het kan wel rijdend, maar dan moet je 'clutchen'. Dit is een techniek van schakelen die vroeger veel werd toegepast. Om omhoog te schakelen was het de kunst om de pook in een beweging snel door de duwen naar de hogere versnelling en dan tijdens de beweging in het dode gedeelte (tussen de versnellingen) gas terug te nemen.
Om een versnelling omlaag te gaan moet je dan 'dubbel clutchen', wat inhoud dat je eerst de pook van de hogere versnelling in het dode gebied trekt en dan een dot gas geeft (omdat bij gelijke snelheid de lagere versnelling harder moet draaien) en dan onmiddellijk de pook doorduwen.