Het nieuwe rijden - Een bewuste manier van autorijden

Het nieuwe rijden - Een bewuste manier van autorijden Het nieuwe rijden. Tips en aandachtspunten voor je praktijkexamen bij het behalen van je rijbewijs! Een onderdeel van het rij-examen wordt omschreven in de handleiding “Het Nieuwe Rijden”. Deze handleiding wordt zowel gevolgd bij de rijopleiding-B als bij het examen voor het behalen van het rijbewijs-B bij het CBR. Alhoewel de handleiding vooral is bedoeld voor autorij-instructeurs en examinatoren, kunnen de tips en informatie nuttig zijn voor iedere verkeersdeelnemer. Het gaat hierbij om de juiste kennis, houding en vaardigheden, die vereist zijn voor het rijbewijs-B. Voor de examinatoren is de handleiding van belang bij het herkennen van het toepassen van de rijstijl van Het Nieuwe Rijden tijdens het afleggen van het praktijkexamen.

Het Nieuwe Rijden - Waar moet je op letten

Huidige auto’s en motoren

De afgelopen 10, 15 jaar is er veel in de moderne auto’s veranderd. Dankzij zaken als: vormgeving, veiligheidssystemen, brandstofinjectie, computergestuurd motormanagementsystemen enzovoort, is een ander rijgedrag mogelijk. Binnen Het Nieuwe Rijden wordt een aangepaste rijstijl verlangd die optimaal gebruik maakt van de voordelen die de huidige moderne motoren en technieken mogelijk maakt. Het Nieuwe Rijden is bij een juiste toepassing een plezierige en comfortabele rijstijl. Bovendien is het veilig, bespaar je brandstof en draagt de rijstijl bij aan een verminderde CO2 uitstoot.

Uitgangspunten bij Het Nieuwe Rijden

  1. Vlot
  2. Veilig
  3. Comfortabel en
  4. energiebewust autorijden

Verder richt Het nieuwe Rijden zich op

  • De rijstijl - een goede voorbereiding van de rit, anticiperend rijgedrag, voldoende volgafstand, aanpassing aan het overige verkeer.
  • Aankoopgedrag - bewuste afweging bij aankoop van een (nieuwe) auto. (energielabel, gewicht, brandstofverbruik)
  • Juiste bandenspanning - regelmatige controle op de juiste bandenspanning geeft meer comfort, een betere, veiliger wegligging, vermindert de slijtage van de banden en bespaart brandstof.
  • Toepassen van brandstof besparende accessoires en kennis en de invloed hiervan op het brandstofverbruik. (denk aan de cruise-control, brandstofmeter, boordcomputer)

Het gaat bij Het Nieuwe rijden om betrekkelijk eenvoudige aanpassingen van de rijstijl die veel op kunnen leveren. Het toepassen van onderstaande tips levert al direct een toename op in rijcomfort en veiligheid, terwijl tegelijkertijd het brandstofgebruik vermindert en het milieu meer wordt ontzien.

Tips Het Nieuwe Rijden bij het autorijden

  • Schakel zo vlot mogelijk door naar een hogere versnelling. Bij benzinemotoren op maximaal 2500 toeren en bij dieselmotoren bij maximaal 2000 toeren.
  • Trap daarbij het gaspedaal snel en doortastend zover in dat je vlot met het verkeer kunt meerijden.
  • Schakel niet te snel terug en laat de auto zolang mogelijk uitrollen in een zo hoog mogelijke versnelling, zonder de koppeling (te vroeg) in te drukken.

Het Nieuwe Rijden en het Praktijkexamen

Het Nieuwe Rijden staat niet op zich, maar zal als een ‘rode draad’ door de hele rijopleiding moeten lopen. Bij het Het Nieuwe Rijden staat de veiligheid voorop. Dit betekent dat er een veilige en verantwoorde verkeersdeelname verlangd wordt, waarbij je laat zien dat je zaken als het goed anticiperen, voldoende verkeersinzicht en een defensief rijgedrag beheerst. Alhoewel het examen niet alleen op Het Nieuwe Rijden wordt beoordeeld, wordt de invulling, uitvoering of toepassing van de elementen van Het Nieuwe Rijden wel binnen de totaalbeoordeling meegewogen. Het direct "aanleren" van de rijstijl die Het Nieuwe Rijden verlangt binnen de autorijlessen maakt dat het verlangde verkeersgedrag al vroegtijdig een automatisme kan worden.

Rijstijl van ouders, familie en vrienden

Als je geslaagd bent voor je rij-examen voor het rijbewijs-B en voor het eerst zelfstandig rijdend de weg op mag, zullen er passagiers in de auto mee rijden die niet zijn “opgegroeid” met de richtlijnen volgens Het Nieuwe rijden. Anderen hebben misschien al tientallen jaren hun rijbewijs en hebben hun eigen rijstijl ontwikkeld zonder aandacht voor, of weet van Het Nieuwe Rijden. Probeer hen duidelijk te maken waarom je rijdt zoals je rijdt, leg de voordelen van Het Nieuwe Rijden uit, en laat je niet van de wijs brengen door goedbedoelde –mogelijk verkeerde- adviezen.

Belangrijke onderdelen bij Het nieuwe rijden

  1. De bediening van het voertuig (de auto) en de voertuigbeheersing. Hierbij gaat het om zaken als de voorbereiding van een rit en de technische bediening en beheersing van de auto.
  2. Op een juiste, verantwoorde en veilige wijze deelnemen aan het verkeer volgens de richtlijnen van Het Nieuwe Rijden. Dit betekent: voldoende ver vooruit kijken, anticiperen, gevaar herkennen (voorspellen) en het tonen van voldoende verkeersinzicht.
  3. Het tonen van je kwaliteiten bij de verkeersdeelneming volgens Het Nieuwe Rijden. Hierbij gaat het om de invulling van de verkeerstaak voor, tijdens en na het rijden. (bijvoorbeeld: het voorbereiden van de rit, instappen, wegrijden, afslaan, invoegen, stoppen enz.)

Voertuigbeheersing en voertuigbediening

Allereerst is een controle in en buiten de auto, de voertuigcontrole van belang, zodat je weet wanneer er iets niet in orde is, en je in staat bent het euvel eventueel te verhelpen (of garage)
Bij de voertuigbeheersing moet je kunnen laten zien dat je controle over de auto hebt en in staat bent met de auto doortastend, vlot, veilig en soepel aan het verkeer deel te kunnen nemen, met inachtneming van de verkeersregels. Voldoende ver vooruit kijken, groeiend verkeersinzicht en het tijdig herkennen van (mogelijk) gevaar helpen je hierbij.
Bij de voertuigbediening moet je alle handelingen kunnen verrichten die deelname aan het verkeer vereisen. Bediening van de voetpedalen en de versnellingspook moeten automatisch verlopen. Zaken als verlichting, achteruitverwarming, ruitenwissers, mistachterlicht enz. moet je “blindelings” in kunnen schakelen of in werking kunnen stellen, zonder dat dit je aandacht van het verkeer afleidt.

Hoe kun je zelf brandstof besparen

Behalve de genoemde tips, kan dit ook door regelmatig controleren van de juiste bandenspanning (minimaal één keer per maand bij koude banden). In het serviceboekje van de auto staat de gewenste bandenspanning (BAR) vermeld, zowel in beladen als onbeladen toestand. Houd bij twijfel ongeveer 2,3 BAR aan. Is het serviceboekje niet voor handen, dan staat de geadviseerde bandenspanning vaak in de deurstijl van de auto van het portier van de bestuurder, of aan de binnenzijde van het brandstof tankklepje. Goede uitgebalanceerde, uitgelijnde wielen/banden op een juiste bandenspanning zorgen voor minder rolweerstand en:
  • Brandstofbesparing (op het totale wagenpark tot 110 miljoen liter per jaar)
  • Goede, veiliger wegligging.
  • Verhoging van het rijcomfort.
  • Minder en/of egale slijtage van de autobanden.

Het is belangrijk de bandenspanning te controleren bij koude banden. Dus niet meten als er net gereden is (dat geldt in het algemeen al bij ritten vanaf circa drie kilometer). Na een rit moet gemiddeld ongeveer vijftien minuten worden gewacht totdat de banden zijn afgekoeld. Bij de controle moet ook gelet worden op afwijkingen of beschadigingen. Als er een scheurtje of een spijker in de band zit, zal je een bandenspecialist of garage moeten raadplegen. Het is belangrijk dat er op alle ventielen van de banden een ventiel- of stofdopje wordt gebruikt: dat zorgt voor de noodzakelijke afdichting en houdt vuil en stof buiten het ventiel.

Extra stroomverbruikers in en om de auto

De auto heeft over het algemeen een optimale stroomlijn zoals deze uit de fabriek van de lopende band rolt. Alle zaken die stroom vragen en de luchtweerstand van het voertuig nadelig beïnvloeden, kunnen een hoger brandstofgebruik tot gevolg hebben.
Denk hierbij aan:
  • Verlichting, radio en ventilatie (verbruik 2%)
  • Achterruitverwarming (verbruik 3 tot 5%)
  • Imperiaal, ski-box, lastdrager (meerverbruik tot 30%), maar ook
  • open ramen of een open dak (meerverbruik 5 á 10%)
  • Onnodige belading van de auto (meerverbruik 100 kg. = 1 liter per 100 km.)
  • Onnodig gebruik van airco (meerverbruik plusminus 10%)

Gebruik elektrische hulpapparatuur

Het gebruik van de elektrische installatie van de auto leidt tot extra brandstofverbruik. De dynamo, die wordt aangedreven door de motor, moet extra energie leveren om de ingeschakelde apparatuur van stroom te voorzien. Je kunt de extra belasting bijvoorbeeld horen en voelen als je bij een stationair draaiende motor de achterruitverwarming of de airconditioning inschakelt.

Hulpmiddelen boordcomputer en Cruise-Control

Via de boordcomputer kan je als bestuurder tijdens het rijden veel informatie opvragen, waaronder het brandstofverbruik. Als de informatie van de boordcomputer daartoe aanleiding geeft, kan je direct de rijstijl aanpassen, bijvoorbeeld door naar een hogere versnelling door te schakelen. Aan de hand van de informatie van de boordcomputer kan je de consequenties van je rijstijl zien met betrekking tot het brandstofverbruik. Zo kan je bijvoorbeeld zien dat bij het uit laten rollen van de auto er geen brandstof meer wordt verbruikt (gas los en in de versnelling laten staan; zie bij remmen en stoppen). Een goed ingestelde Cruise-Control zorgt automatisch voor gelijkmatige snelheden en -als bijkomend voordeel- een eenvoudige controle op het overschrijden van de toegestane maximum snelheid. Dat drukt het brandstofverbruik, verhoogt het rijcomfort en is tevens bevorderlijk voor de veiligheid. Ook de toerenteller is een belangrijk hulpmiddel bij het rijden volgens Het Nieuwe Rijden. (zie schakelen)

Zit- en stuurhouding en stuurbehandeling

Je moet als bestuurder op een ontspannen wijze achter het stuur kunnen zitten. Alle handelingen die bij deelname aan het verkeer noodzakelijk zijn, moet je zonder belemmeringen, automatisch kunnen verrichten. Bij het sturen is het belangrijk dat je zoveel mogelijk beide handen aan het stuur houdt. Dat betekent dat de doorgeefmethode bij het sturen de voorkeur heeft. Bij deze methode trek je als het ware met de ene hand het stuur naar je toe, terwijl je andere hand het stuur je afduwt. Beide handen zijn op deze wijze continu in contact met het stuur, zodat je een optimale controle over het stuurgedrag van de auto houdt
Als er bij relatief lage snelheden snel gestuurd moet worden (denk bijvoorbeeld aan de bijzondere verrichtingen/bijzondere manoeuvres, haakse bochten), kan de overpakmethode veelal beter worden toegepast. Bij de overpakmethode wordt “hand over hand” overgepakt aan de bovenzijde van het stuur. Nadeel van deze stuurmethode is dat niet steeds beide handen aan het stuur zijn en je handen “verstrengeld” kunnen raken. Voor het sturen met de doorgeefmethode moet je voldoende tijd en ruimte voor jezelf scheppen. Dit betekent bijvoorbeeld dat je voor een bocht op tijd snelheid mindert en tijdig moet hebben teruggeschakeld, en de bocht moet ingaan met een aan die bocht aangepaste snelheid (2de of 3de versnelling). Dat kan als je steeds voldoende ver vooruit kijkt, een goed overzicht van de verkeerssituatie hebt, steeds goed anticipeert en een voorspelling maakt over een aankomende situatie. Bij een dergelijk gedrag en handelen kan je voorkomen dat je onnodig snelle stuurbewegingen moet maken en/of correcties moet uitvoeren. Het abrupt en onnodig remmen, en het onnodig schakelen hebben uiteraard ook een nadelige invloed op het brandstofverbruik. Bovendien is het (te) laat handelen minder veilig.

Remmen en stoppen

Door tijdens het autorijden voortdurend goed te anticiperen, wordt voorkomen dat je situaties te laat opmerkt en je abrupt moet afremmen. Hard en onnodig remmen moet zo veel mogelijk worden vermeden, omdat daarmee enorm veel energie en dus brandstof wordt verspild. In het algemeen betekent minder remmen minder brandstof verbruiken. Maak zo veel mogelijk gebruik van het rollend vermogen van de auto. Dit doe je bijvoorbeeld door bij het op afstand naderen van een rood verkeerslicht tijdig de voet van het gaspedaal te halen en de auto in een zo hoog mogelijke versnelling uit te laten rollen. Hierdoor zorgt het motormanagement van de moderne automotor ervoor dat er -totdat het stationaire toerental wordt bereikt- geen brandstof wordt verbruikt.

Snelheid minderen en/of remmen

Benut het uitrollend vermogen van de auto op de volgende manier:
  • Haal je voet van het gaspedaal.
  • Auto uit laten rollen in de versnelling van dat moment.
  • Rechtervoet naar het rempedaal.
  • Als de situatie er om vraagt, gedoseerd remmen.
  • Op het laatst het koppelingspedaal geheel intrappen.

Remmen doe je dus zoveel mogelijk zonder terug te schakelen; ontkoppelen pas op het laatste moment als dit nodig mocht zijn. Het uitrollen gebeurt dus niet in de vrijstand met ontkoppelde motor. Doe je dat wel, dan gaat de motor direct stationair draaien en verbruikt de motor alsnog (een weinig) brandstof. Als je tijdens het uitrollen bemerkt dat er doorgereden kan worden -bijvoorbeeld doordat een rood verkeerslicht tijdens het uitrollen op groen springt- moet je terug kunnen schakelen naar die versnelling, die het best bij de dan gereden snelheid past. Remmen zonder terugschakelen is beter voor het milieu, maar is ook bevorderlijk voor de doorstroming en de veiligheid in het verkeer. Je handen blijven -behalve bij schakelen- aan het stuur en je kan de aandacht volledig op het overige verkeer gericht houden. Daarnaast blijf je -doordat er contact blijft tussen de motor en de aangedreven wielen- controle houden over de auto. Dit in tegenstelling tot wanneer er "in z’n vrij" geschakeld zou zijn.

Langere stops - Motor uit !

Moet je in het verkeer langere stops maken, zet dan de motor van de auto uit. Denk hierbij aan stops voor een geopende brug, gesloten spoorwegen, weg-opstoppingen, stilstaande files en dergelijke. Ook kan het zinvol zijn de motor uit te schakelen als je voor een rood verkeerslicht moet wachten, waarbij je bijvoorbeeld 5 á 6 wachtende auto’s voor je hebt. Als het verkeerslicht groen wordt heb je voldoende tijd om de motor te starten –als je het contact aan hebt staan- om vervolgens weer vloeiend met het verkeer mee te rijden. Op jaarbasis kan dit je tot 225 euro aan brandstofkosten besparen. Voor de levensduur van de startmotor hoef je niet bang te zijn; deze kunnen gemiddeld 200.000 starts zonder problemen mee.

Belasting van het milieu door het autoverkeer

Globaal moet je weten welke belasting het wegverkeer voor het milieu vormt. Met name de uitstoot van CO2 verhoogt het broeikaseffect en is dus slecht voor het milieu.
Andere schadelijke stoffen die door de auto worden geproduceerd en bijdragen aan de smogvorming en/of verzuring zijn:
  • Koolwaterstoffen.
  • Stikstofoxiden.
  • Zwaveldioxiden.

Bewust auto rijden

Bij korte afstanden zal de motor niet op bedrijfstemperatuur komen/blijft deze koud. Dit houdt in dat de motor meer brandstof zal verbruiken, meer slijtage heeft en in verhouding meer vervuilende stoffen zal uitstoten, wat weer slecht is voor het milieu.
Overweeg bij korte afstanden een alternatief voor de auto, bijvoorbeeld lopen, de fiets of het openbaar vervoer. Bij bezoeken aan een stads- of winkelcentrum heeft dit tevens tot voordeel dat je geen parkeerproblemen hebt en -in de meeste gevallen- parkeerkosten bespaart. Bij bewust autorijden hoort ook een goede voorbereiding van de rit. Als je jezelf voor aanvang van de autorit op de hoogte stelt van de te rijden route en eventuele files of wegwerkzaamheden, rijd je meer ontspannen en bespaar je tijd en geld en spaar je het milieu.

Begrijp en overzie de verkeerssituatie

Goed anticiperen, behouden van overzicht en begrijpen wat voor jou van belang is bij deelname aan het verkeer is van groot belang. Dit vraagt een actief en wijds kijkgedrag, waarbij je de verkeersomgeving voortdurend in kaart brengt voor jezelf door:
  • Voldoende ver vooruit te kijken (tot circa 200 meter)
  • Voldoende ver vooruit te kijken in de te rijden rijrichting (de bocht door kijken)
  • Voortdurend het blikveld te wisselen (in de verte, maar ook in de breedte)
  • Voor de auto kijken.
  • In de binnenspiegel kijken.
  • In de buitenspiegel(s) kijken.
  • Afwisselend dichtbij en ver weg kijken en daarbij goed op de gedragingen van het overige verkeer letten.

Om jezelf goed zicht te verschaffen is onder andere een goede zithouding en een juiste afstelling van de spiegels belangrijk. Houd de ramen zo veel mogelijk schoon en vrij voor een optimaal gezichtsveld. Denk aan zaken als raamstijlen bij de voor- zij- en achterruiten van de auto die het zicht kunnen belemmeren (dode hoek). Door een actief kijkgedrag en voldoende bewegen met het hoofd kan je het zicht rondom de auto voor jezelf vergroten.

Onderscheid bij het zicht

Over het algemeen geldt dat een bestuurder zijn of haar voertuig tot stilstand moet kunnen brengen over een afstand dat de weg vrij is en te overzien. Bij mist bijvoorbeeld kan de weg wel vrij zijn, maar niet te overzien. Anderzijds kan bijvoorbeeld bij een file de weg wel te overzien zijn, maar niet vrij. Op dit "zicht" moet het rijgedrag en de snelheid tijdig aangepast worden.
Andere belangrijke begrippen met betrekking tot het "zicht" van de verkeerssituaties zijn
  1. Stopzicht: dit is de afstand waarover je de weg kan overzien om een eventueel opdoemend obstakel te kunnen waarnemen en om als reactie hierop de auto tijdig en veilig tot stilstand te kunnen brengen.
  2. Rij-zicht: dit is de afstand waarover je de weg kan overzien.
  3. Oprij-zicht: Dit is de afstand waarover een weg moet kunnen worden overzien vanuit de auto om een weg vlot en veilig te kunnen oversteken of oprijden zonder het overige verkeer te hinderen.
  4. Inhaal-zicht: dit is het zicht dat noodzakelijk is om veilig in te kunnen halen.

Anticiperen, volgafstand en defensief rijgedrag

Door op een juiste wijze én voldoende ver vooruit te kijken, en een juiste inschatting te maken van de (mogelijke) verkeerssituatie of verkeersstroom, ben je tijdig in staat te reageren, zodat je niet onnodig hoeft te remmen en jezelf voldoende tijd en ruimte geeft te reageren. Dit is mede afhankelijk van: voldoende volgafstand.
Volgafstand -ook wel ‘ruimtekussen’ genoemd- is nodig om voldoende tijd en ruimte te hebben om tijdig te kunnen reageren op het gedrag van andere weggebruikers, zodat niet onnodig en abrupt geremd hoeft te worden en een zo gelijkmatig mogelijke snelheid gehandhaafd kan blijven. Deze defensieve rijstijl –als onderdeel van Het Nieuwe Rijden- is nodig om jou als bestuurder in staat te stellen plotselinge veranderingen en snelheidswisselingen in de verkeersstroom op te vangen, meer veiligheid te scheppen voor jezelf en anderen in het verkeer, zonder dat je onnodig zal moeten remmen en optrekken.


Aangepast en besluitvaardig rijden

Belangrijk onderdeel van een aangepaste en besluitvaardige rijstijl zijn eveneens van belang voor de rijstijl van Het Nieuwe Rijden. Hiermee wordt bedoeld:
  • Het tijdig onderkennen van gevaarlijke situaties en het tijdig maatregelen nemen om dreigende situaties af te wenden/te voorkomen (je mag het gedrag van een ander niet verergeren)
  • Weten welke mogelijkheden je bij het uitvoeren van een bepaalde verkeersmanoeuvre hebt en welke daarvan het meest gewenst is (vlot en veilig uitvoeren volgens de verkeersregels)
  • Weten dat men zich in het verkeer nooit zo mag gedragen dat gevaar of hinder ontstaat of kan ontstaan voor andere weggebruikers (artikel 5 van de Wegenverkeerswet, het zogenaamde ‘Kapstokartikel’)

Neem je verantwoordelijkheid in het verkeer

Bij de juiste mentaliteit of instelling en het gewenste verantwoordelijkheidsgevoel zal je het juiste of gewenste, sociale verkeersgedrag moeten tonen. Dit geldt ook na het behalen van je rijbewijs om zodoende de verkeersveiligheid voor jezelf en anderen te vergroten.

Verkeerssituaties volgens “Het Nieuwe Rijden”

Het wegrijden

Versnel na het wegrijden vlot en schakel vlot door totdat de gewenste snelheid bereikt is. Het meest doelmatig is het om vlot door te rijden tot net iets boven de gewenste snelheid en daarna iets gas terug te nemen, om vervolgens de snelheid te stabiliseren op de gewenste snelheid. Op deze manier zorg je er als bestuurder voor dat het motormanagement van de moderne auto zo snel mogelijk op een zo arm mogelijk mengsel gaat rijden. Als je langzamer naar de gewenste eindsnelheid gaat, doet het motormanagement er veel langer over om de gewenste zuinige situatie te realiseren en wordt er meer brandstof verbruikt. Uiteindelijk rijd je een zo constant mogelijke snelheid in een zo hoog mogelijke versnelling. Binnen de bebouwde kom zal dit –afhankelijk van de verkeerssituatie veelal de vierde of vijfde versnelling kunnen zijn. (uitzondering: erven, 30-km-zones)
Bij veel gelijkwaardige kruispunten binnen de bebouwde kom en complexe verkeerssituaties zal veelal in een lagere versnelling gereden moeten worden. Als de omstandigheden dit toelaten, is het raadzaam zo veel mogelijk gebruik te maken van de cruise-control .

Rijden op rechte weggedeelten

Kijk voldoende ver vooruit en ga voor jezelf voortdurend na
  • Hoe is de structuur van het wegdek, de wegverharding (vlak, hobbelig, straatklinkers, asfalt, bol bestraat enz.)
  • Hoe is het verloop en de inrichting van de weg (aantal rijbanen, middenberm, aantal rijstroken, fietsstroken, fietssuggestiepaden, VOP’s aanliggende fiets- of voetpaden enz.)
  • Op wat voor soort weg rijd ik (provinciale wegen, autoweg of autosnelweg)
  • Loopt de weg binnen of buiten de bebouwde kom (aan de kenmerken van de weg is de snelheid veelal af te leiden als je een bord gemist mocht hebben)
  • Wat is er aan bebakening, markering en signalering op en rond de weg aanwezig die voor jou van belang zijn.
  • Wat voor andere belangrijke omstandigheden er binnen het verkeer kunnen zijn (verkeersdrukte, weersomstandigheden, zicht enz.)

Je bent als bestuurder voortdurend bezig met het verzamelen van belangrijke informatie die voor jou nodig zijn om goed te kunnen reageren op de steeds wisselende verkeerssituaties. Dit anticiperen is noodzakelijk om tijdig de juiste beslissingen te kunnen nemen over je rijgedrag. Denk onder andere aan:
  • Welke snelheid is in deze situatie veilig en zinvol.
  • Is de volgafstand/het ruimtekussen voldoende groot.
  • Heb ik een juiste positie op de weg.
  • Vraagt de situatie om vertragen (uitrollen in de versnelling van dat moment) of is versnellen raadzaam.
  • Kun je veilig en vlot inhalen of niet.
  • Sta ik hier voor langere tijd stil (motor uit) of kan ik zo weer verder enz.

Het rijden van bochten

Bij het rijden van bochten in het belangrijk het verloop van de weg goed in te schatten. Vooruit kijkend kan je zien
  • Hoe het verloop van de bocht is (kort, lang, de scherpte, aanwezigheid van obstakels e.d.) Door plaatsing van bebouwing, bomen, begroeiing, lantaarnpalen en dergelijke kan je het verloop van de bocht zien.
  • Hoe breed de rijbaan is.
  • Hoe de toplaag/de verharding van de weg is (klinkers, asfalt)
Het is daarom belangrijk om de bocht in de gewenste rijrichting zoveel mogelijk ‘door te kijken’, zodat je jouw rijlijn, stuurgedrag en de snelheid van de auto aan de omstandigheden kan aanpassen.

Rijden van kruispunten

Bij het aan komen rijden bij een kruispunt geef je jezelf al tijdig een zo goed mogelijk zicht op de verkeerssituatie "op en om" het kruispunt. Hierbij is ook -met de tijd groeiend- verkeersinzicht nodig om de juiste en de meest verantwoorde snelheid en de passende versnelling te kiezen. Vraag jezelf af of je voor de tweede of derde versnelling (of voor de eerste wanneer je moet stoppen) kiest. Het tijdig en juist inschatten van de snelheid en de daarbij passende versnelling (of uit laten rollen in de versnelling) voorkomen dat er onnodig geremd moet worden, en vervolgens weer versneld. Let bij iedere snelheidsverandering ook op verkeer rondom de auto en met name achter de auto.

Afslaan

Bij het afslaan moet je -afhankelijk van de scherpte en de overzichtelijkheid van de bocht- tijdig gas terug nemen en eventueel terug schakelen. Tijdig signaleren en juist inschatten van een bocht en het gewenste rij- en stuurgedrag, maakt dat je de bocht op een veilige wijze kan ronden. Doordat de bocht dan veelal vloeiend gereden kan worden wordt brandstof bespaard.
Bij het rechts of links afslaan kunnen veel bochten - afhankelijk van het bochtverloop (scherpte en overzichtelijkheid) - in de derde versnelling worden genomen. Dit zorgt voor een prettiger oppakken van de motor van de auto ná de bocht en houdt bovendien de snelheid erin. Bij aan komen rijden vóór het afslaan moet -als daartoe de mogelijkheid bestaat- goed en duidelijk worden voorgesorteerd, zodat eventueel achteropkomend verkeer dat rechtdoor wilt rijden duidelijkheid krijgt over wat jij wilt gaan doen en niet onnodig hoeft af te remmen en vervolgens weer moet versnellen.

De autosnelweg (autoweg)

Invoegen op de autosnelweg

Voor het juist invoegen op de autosnelweg is het belangrijk dat je op de invoegstrook al de snelheid probeert de bereiken die het verkeer op de doorgaande rijbaan (de snelweg) heeft. Als de situatie het toelaat kan invoegen in principe in een hoge versnelling plaatsvinden. Volgens de richtlijnen van Het Nieuwe Rijden -waarbij je zo snel mogelijk naar een hogere versnelling moet doorschakelen- kan het bij invoegen op de autosnelweg noodzakelijk en veiliger zijn om tijdelijk hogere toeren in de versnellingen te rijden om voldoende snelheid te kunnen maken.
Anticipeer je goed! Houd bij aan komen rijden op de invoegstrook voldoende volgafstand aan (ruimtekussen) en bepaal de plaats van invoegen op de autosnelweg al tijdig. Doe je dit, dan kan je het invoegen uitvoeren in een zo hoog mogelijke versnelling, bij zo min mogelijk toeren.

Uitrijden - Uitvoegen op de autosnelweg

Het uitrijden of uitvoegen op de autosnelweg moet je uitvoeren zonder dat het achteropkomend verkeer wordt gehinderd. Dit betekent dat je de snelheid pas vermindert zodra je daadwerkelijk op de uitvoegstrook rijdt. De uitvoegstrook is vaak gecombineerd met, of wordt gevolgd door een bocht. Kijk voldoende ver vooruit in de richting waar je naar toe rijdt (het verloop van de bocht, meestal rechts van je) en pas je snelheid, de versnelling en het stuurgedrag aan op het verloop van de bocht. Meestal kan je de auto lange tijd in een relatief hoge versnelling uit laten rollen, totdat een -na de bocht gelegen- kruispunt terugschakelen of stoppen verlangt.

Inhalen en voorbijgaan

Soms kan het nodig zijn om in te halen. Als je besluit in te halen, moet dit wel nut hebben. Slechts een aantal plaatsen opschuiven heeft weinig zin, geeft nauwelijks tijdwinst, kost meer brandstof en brengt de veiligheid mogelijk in gevaar. Omdat inhalen één van de gevaarlijkste bijzondere manoeuvres is, moet onnodig inhalen vermeden worden. Als er toch een noodzaak is tot inhalen, moet er voor het uitvoeren van de manoeuvre voldoende tijd en ruimte zijn, zodat dit vlot en veilig kan gebeuren. Terugschakelen en (kortstondig) met een relatief hoger toerental rijden mag in deze situaties. Bij het aanhouden van een veilige inhaalmarge (voldoende volgafstand en het ruimtekussen), hoef je niet onnodig fel te accelereren en kan er in de meeste gevallen met een snelheidsverschil van 10 à 20 km/u zonder gevaar worden ingehaald. (uiteraard houd je rekening met de maximum snelheid)
Een goede inschatting én uitvoering bij het inhalen, dragen bij aan de veiligheid, een betere doorstroming en mindere belasting van het milieu.

Voorbijgaan van obstakels

Bij het voorbijgaan van obstakels op de rijbaan zoals: geparkeerde voertuigen, op de rijbaan aanwezige afzettingsmiddelen of een andere blokkade, is het van belang dat je rekening houdt met de tijd en ruimte die er is om het obstakel vlot en veilig te passeren (weggebruikers naast de auto en tegenliggers). Hierbij moet je een goed overzicht hebben van de verkeerssituatie, tijdig anticiperen en een voldoende groot ruimtekussen kunnen aanhouden. Verminder de snelheid op tijd, zodat er niet onnodig geremd en weer opgetrokken moet worden.

Spoorwegovergangen en bruggen

Bij het wachten voor een spoorwegovergang, geopende brug of andere stop waarbij je kan vermoeden dat er langer gewacht moet worden, schakel je de motor uit. De motor schakel je bijvoorbeeld uit, direct na het dichtgaan van de spoorbomen of het openen van de brug. Blijf scherp, zodat je de motor tijdig kunt starten zodra de doorgang weer vrij is.

Rotondes

Net als bij het aan komen rijden bij kruispunten en voor het nemen van bochten is het belangrijk dat je bij het naderen van een rotonde en voor het oprijden een juiste snelheid en juiste versnelling hebt gekozen.
Een juiste naderingssnelheid bij rotondes -evenals bij kruispunten en bochten- is brandstof besparend én is belangrijk met het oog op het veilig uitvoeren van de manoeuvre. Dit betekent dat je voldoende ver vooruit kijkt en ruim voor het oprijden van de rotonde al gas terug neemt. Hierdoor voorkom je dat je vlak voor de rotonde onnodig moet afremmen. Je moet op geruime afstand al vast kunnen stellen dat er een rotonde (kruispunt) aankomt, en belangrijke kenmerken op en om de rotonde signaleert.
Denk hierbij aan:
  • Overzicht op en rondom de rotonde.
  • Aanwezigheid van verkeersborden, verkeerstekens en de geregelde voorrang.
  • Aangelegde VOP’s (“zebra” of voetgangersoversteekplaats)
  • Aanwezigheid en gedrag van ander rijdend of wachtend verkeer op of om de rotonde (met name kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers, fietsers, snorfietsers en bromfietsers)
  • De breedte van de rijbaan en een eventuele indeling van de rijstroken die voorsorteren aangeven.
  • Aantal toeleidende wegen tot de rotonde (meestal 4 of 3)
  • Scherpte en het verloop van de bochten.
  • Aanwezigheid van een fietsstrook.
  • Aanwezigheid van een naast gelegen fiets-/bromfietspad, fietspad of voetpad.

Aan de hand van bovenbedoelde informatie neem je tijdig gas terug, rem je af en schakel je terug. Voor en bij het oprijden van de rotonde heb je speciale aandacht voor de geregelde voorrang en bij het verlaten van de rotonde voor het eventueel voor laten gaan van andere weggebruikers (“rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor afslaand verkeer”). Uiteraard is daarbij een juist kijkgedrag van groot belang. Bij het sturen pas je zoveel mogelijk de doorgeefmethode toe.
Meestal zul je een (mini) rotonde in de tweede versnelling, met gepaste snelheid moeten naderen. Ruime rotondes kunnen mogelijk in de derde versnelling (of hoger) worden gereden, onder uitdrukkelijke voorwaarde dat dit veilig kan. Of dit veilig kan is onder meer afhankelijk van de ruimte, het overzicht en de verkeersdrukte op de rotonde.

File rijden

Aan filerijden valt tegenwoordig in het huidige verkeer niet te ontkomen. Je zal er in de lessituatie ongetwijfeld wel eens mee te maken (moeten) krijgen. Rijdend in een file is het raadzaam de auto zo veel mogelijk te laten rollen in een zo hoog mogelijke versnelling. Probeer dus voortdurend snel optrekken en vervolgens weer stil komen staan te voorkomen. Als je de auto zo veel mogelijk laat rollen, voorkomt dit onnodige slijtage aan de auto, bespaart brandstof, zorgt voor een rustiger verkeersbeeld, bevordert de doorstroming en versneld het oplossen van de file. Bovendien geef je de achteropkomende bestuurders ook de mogelijkheid om met de auto in beweging te blijven.

Bijzondere verrichtingen

Voor en tijdens de uitvoering van elke bijzondere verrichting -waarbij je al het andere verkeer vóór moet laten gaan- moet je jezelf ervan overtuigen dat deze bijzondere verrichting kan worden uitgevoerd, zonder dat het overige verkeer in gevaar wordt gebracht of onnodig wordt gehinderd en/of opgehouden. Het belemmeren van de doorstroming van het andere verkeer leidt ook tot onnodig brandstofverbruik bij de andere gemotoriseerde weggebruikers . Met andere woorden: er moet voldoende ruimte en tijd zijn om de bijzondere verrichting uit te kunnen voeren. Dit betekent dat ook bij het uitvoeren van een bijzondere verrichtingen een goed overzicht van de verkeerssituatie, goed anticiperen en een juist kijkgedrag erg belangrijk zijn. Leer je tot slot de gewoonte aan -bij de voor- of nabespreking van een bijzondere verrichtingen of andere situaties- de motor van de auto en eventuele stroomvragers in de auto uit schakelen. Ook het onnodig laten draaien van de motor bij het ophalen en wegbrengen voor en na de autorijles hoort hierbij.
© 2012 - 2024 Jvd, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Veilig en zuinig autorijdenVeilig en zuinig autorijdenDe essentie van autorijden is om veilig van A naar B te komen. Veilig rijden is hiervoor een voorwaarde. Maar ook zuinig…
Het nieuwe rijdenHet nieuwe rijdenHet nieuwe rijden is een term die vaak in de media wordt genoemd, maar wat is het en wat houd het nu eigenlijk precies i…
Zuinig en milieubewust autorijdenZuinig en milieubewust autorijdenAls je autorijdt is het natuurlijk het belangrijkst dat je dit veilig doet. Maar naast veilig en correct autorijden, kun…
Tips voor je praktijkexamenHet afleggen van je praktijkexamen is altijd spannend. Na tientallen rijlessen wil je immers wel graag dat roze pasje ku…

Verkeersborden Nederland - Omschrijving en aanvullingenVerkeersborden Nederland - Omschrijving en aanvullingenDe verkeersborden voor Nederland, gebaseerd op het RVV 1990. Het RVV 1990 volgt in grote lijnen het verdrag van Wenen ui…
Theorie Oefenen - Test voorrang verlenen en verkeersregelsTheorie Oefenen - Test voorrang verlenen en verkeersregelsIs het nu voorrang verlenen of voor laten gaan? Wat zijn de verkeersregels? Binnen de bebouwde kom vinden de meeste onge…
Bronnen en referenties
  • Autorij-instructie.nl
  • Rijksoverheid
  • CBR
Jvd (613 artikelen)
Laatste update: 30-06-2016
Rubriek: Auto en Vervoer
Subrubriek: Verkeer
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.